Voor wie mijn aan hysterie grenzende euforie op Twitter niet opgemerkt heeft; de mol is dood. Heb jij een dier gedood? Ja dus. Ik schreef al eerder over het -op het eerste gezicht guitige en aandoenlijke- schepsel dat ons vorig jaar nieuw aangelegde tuintje tot een ondergronds labyrint heeft omgetoverd.
Een ding is zeker, een mol is schattig, totdat de eerste molshopen in je eigen grasveld verschijnen. Dierenvriend en bestrijdingsnitwit als ik placht te zijn, liet ik me leiden door tips van in groene praktische overals gestoken diervriendelijke mannetjes op het internet om de ongenode gast te verdrijven. Ik kocht op aanraden van diezelfde types een soort gigantische vibrator, die na gevuld te zijn met een flink aantal enorme batterijen, de grond in verdween om daar wat subtiele trillinkjes te veroorzaken. Heel onschadelijk en verantwoord voor mens en dier. Ongenode gast de mol zou deze trillinkjes niet kunnen waarderen, de mollenkoffer pakken en met de noorderzon vertrekken richting weilanden of gemeenteperkjes.
Dat gebeurde dus niet. Onze mol voelde zich zelfs aangetrokken tot het trillende gevaarte en deed vreugdevolle rondedansjes waarbij ze met swingende heupjes de molshopen tot verbazingwekkende hoogten opstuwde. Afijn. Wij werden steeds minder enthousiast en besloten na zorgvuldig (!) overwegen van andere opties (vergifbommen, frettenjacht, tuin omspitten, sadistische kat adopteren, flessen zonder bodem omgekeerd in de grond waardoor de mol zou vluchten wegens fluitende tonen) toch maar voor het ouderwetse middel te gaan. De klem dus. Zonder u te vervelen met alle onsmakelijke details liep onze blinde gast er na drie weken in, een volledig verwoeste tuin en twee opgeluchte mensen achterlatend.
Aangezien wij echter in een moerasgebied wonen duurde het niet lang voordat zich nieuwe opdringerige kostgangers aankondigden. Deze wezens spitten mijn tuin niet om, maar omhullen mijn huis inclusief alle planten en tuinmeubels in een laagje kunstig gevormd rag. Nu ben ik me ervan bewust dat wij de ongenode gasten zijn in dit gebied maar toch, ik heb hier nou eenmaal een huis gebouwd dat ik niet zomaar op kan pakken. Voor hen is er ruimte genoeg in de omgeving. Daarom heb ik het recht om te blijven en moeten die hellebeesten weg. Dat zijn het namelijk. Hellebeesten. Hoe ontzettend mooi de webben ook zijn, zo ’s ochtends feeëriek verlicht door een laag schijnend zuinig zonnetje en vol met reflecterende dauwdruppels, de bijbehorende wezens zijn eng. Vooral ’s avonds als ze tevoorschijn komen en met z’n allen zo gezellig op m’n voordeur gaan zitten, waardoor ik na mijn late wandeling met hond bijna niet meer naar binnen durf omdat ik ervan overtuigd ben dat ze op mijn hoofd springen. Daarbij laten ze als extraatje en dank voor mijn gastvrijheid overal zwarte drolletjes achter op de witte beplating die in zijn geheel niet esthetisch verantwoord zijn. En dat wil ik niet.
Nu is het nogal lastig en omslachtig om mijn huis te omringen met spinnenklemmetjes waarvan ik eigenlijk niet eens weet of ze wel bestaan. En ze allemaal vangen is simpelweg niet te doen dus laten we volgende week het huis maar weer eens inspuiten met zo’n spinnenwerend goedje, wat ze niet doodmaakt maar simpelweg aanspoort om te vertrekken. Wat ze dan ook zonder klagen doen. Jammer dat er niet zoiets tegen mollen bestaat. Dan had ik het zeker gebruikt.