Leve Nederland

06-11-2013 13:06

Wij Nederlanders wonen in een land van gemiddelden. Wij houden daar ook zo van, van gemiddeld zijn. Het begint al bij het weer. Ons land heeft een gematigd zeeklimaat. Dit betekent dat de temperatuur het hele jaar door matig is. Niet extreem warm, niet extreem koud. Gemiddeld dus. Als het een graad of 15 is, hoor je niemand. Is het kouder, vooral als het vriest of –god behoede- als het sneeuwt, dan begint het gezeik. Iedereen heeft het koud, wegen en sporen ontwrichten en buiten Erben Wennemars en een paar onwetende kinderen die -gekleed als michelinpoppetjes-, vrolijk maar volledig onbeweeglijk van een heuveltje af zoeven, is iedereen chagrijnig. Zo ook wanneer het kwik boven de 25 graden uitstijgt. Juist. Bovengemiddeld. Dan heeft iedereen het weer te warm. Vrije dagen worden opgenomen, want ‘het is toch geen weer om te werken’ en men klaagt gezamenlijk over plakkende lakens, slaaptekort, rauw barbecuevlees en de uitverkochte chromen ventilatoren bij de bouwmarkt. We willen het allemaal wel, die zon, maar als ie er eenmaal is, is het ook weer niet goed. En zo gaat dat met alles wat wij Nederlanders als beneden- of bovengemiddeld ervaren.

Neem nou een kind dat slechte cijfers haalt op school, noem het ondergemiddeld, of zelfs dom, dan is dat niet iets wat ouders graag vertellen aan familie en vrienden. We spannen nog liever een proces aan tegen het CITO of slaan de leerkracht tegen zijn onkundige harses, dan toe te geven dat ons wondertje helaas geen Einstein gaat worden. Functioneert je kind echter fantastisch en haalt het hoge cijfers, dan zwakken ouders dat weer af. Vreemd is dat, we mogen trots zijn, maar niet te. Gemiddeld trots zeg maar. Anders ben je een opschepper, en daar houden wij ook niet van.

Sympathie

Nee, beneden gemiddeld wekt nog altijd meer sympathie op dan bovengemiddeld. Hier in de straat kocht iemand een aantal jaren geleden een Porsche. Voor de crisis inderdaad. Een prachtige, blinkende splinternieuwe 911. “Wat een patser hè” fluisterde een buurvrouw mij toe toen ik op een ochtend kwijlend de gelukkige nakeek terwijl hij wegscheurde in zijn rode pornobak. “Hoezo?” antwoordde ik, oprecht verbaasd. “Nou, met zijn Porsche, pffff…” zei ze, en ze keek er een beetje viezig bij, alsof ze zojuist een slokje bedorven melk had doorgeslikt. “Als ik mocht kiezen tussen die Mégane van jou en die geile bak van hem, dan wist ik het wel” antwoordde ik. Wrong answer. Ik was voortaan ook een patser. Niet omdat ik zelf een Porsche reed, I wish, maar omdat ik diezelfde auto mooier vond dan de gemiddelde auto. Een Renault dus. Dat mag je hier namelijk niet zeggen. Wij Nederlanders hullen ons zo graag in dat gemiddelde kleed, wee je gebeente als je daar –al dan niet bewust- bovenuit komt. Zo vind iedereen je zielig als het slecht gaat met je eigen bedrijf, je valt niet op als het gemiddeld gaat met je bedrijf, maar berg je als je succesvol bent. Dat kan niet. Dan ben je een graaier. Of een opschepper. Of een patser.

En zo gaat dat hier met alles wat anders is dan Jan Modaal. Ben je te dik, dan ben je lui en heb je geen zelfbeheersing. Ben je mager, dan heb je een eetprobleem. Heb je grote tieten, dan ben je een bimbo, heb kleine tieten, dan ben je een strijkplank of een manwijf. Heb je geen kinderen, dan ben je egoïstisch of frigide en heb je er vijf, dan ben je Amish of woon je op Urk.

Beter functioneren

Je functioneert blijkbaar het beste in onze samenleving als je gemiddeld bent. Je bent een vrouw, met lichtbruin licht krullend halflang haar. Je hebt een MBO opleiding gevolgd door nog wat cursussen. Je bent 1.69 meter groot, je weegt zestig kilogram en je hebt confectiemaat 42 en schoenmaat 39. Je bent nu zes jaar getrouwd met een gemiddeld aantrekkelijke man genaamd Jan, met wie je 1,3 keer per week 10 minuten seks hebt, hij bovenop. Je bent in het bezit van 0,5 huisdier en ruim anderhalf kind. Je woont in een koopwoning van 216.721 Euro in een middelgrote stad, je werkt 36 uur per week en verdient 33.000 Euro per jaar. Boodschappen doe je drie keer per week op 2,5 kilometer afstand van je huis, op de fiets of in je vier jaar oude zwarte Renault Mégane.

Yep, dat is ‘r. Mien Gemiddeld. Ik ken haar wel overigens. Jij ook, dat weet ik zeker. Het is je buurvrouw, je vriendin, je zus, je collega, of misschien ben je het zelf. Er is ook niks mis met Mien Gemiddeld. Het zou alleen fijn zijn als al die Mientjes niet zoveel commentaar zouden hebben op mensen die niet binnen die gemiddelde lijntjes vallen. Om wat voor reden dan ook. Het leven bestaat namelijk niet alleen uit Mientjes. We hebben als samenleving excessen nodig. Uitzonderingen op de regel. Daar krijg je een mooier land van. Interessanter ook. Verdraagzamer. Succesvoller. Bovengemiddeld zeg maar.

Susan van Stiphout doet met wisselend succes haar best om niet gemiddeld te zijn.