Door Jan-Hendrik Bakker/Tone – Interessante ideeën komen tegenwoordig uit België. Iemand moet het nog bewijzen, maar hoogstwaarschijnlijk houdt dat verband met het feit dat Nederland al jaren in een morele en culturele impasse verkeert. De Belgische film, omroep, literatuur, popmuziek en nu ook al het voetbal mogen er zijn. Terwijl in Nederland het parlementaire systeem vrijwel lijkt vastgelopen in een ratatouille van getwitter, opiniepeilingen, talkshows en een Eerste Kamer die van het pad is geraakt, is er nog niemand die over vernieuwing van de vertegenwoordigende democratie hardop heeft willen nadenken.
In België hebben ze dat soort intellectuelen wel (misschien omdat het parlementaire systeem daar al tientallen jaren hapert en men zich achter de oren is gaan krabben). Ze zijn jong en scherp. Ik noem er twee: David Van Reybrouck en Thomas Decreus. Beiden kwamen dit jaar met scherpe kritiek op de vertegenwoordigende democratie.
Er is iets grondig mis met de westerse representatieve democratie. Zo erg dat ze voor autocratische landen al lang niet meer de morele norm is, die men moet proberen te ontduiken met schone schijn. Nee, autoritaire leiders als Poetin en anderen hoeven zich niet meer in alle bochten te wringen, ze kunnen openlijk hun gang gaan want het ‘goede voorbeeld’ werkt niet meer. Ze hoeven alleen maar te wíjzen naar ons.
De waarheid is inderdaad dat de westerse democratie stagneert en haar zelfreinigend vermogen kwijt is. Ik schreef er al eerder over op deze plaats (Tone 7). David Van Reybrouck is een van de eersten die het taboe van de verkiezingen aan de kaak stelt. Zijn landgenoot Thomas Decreus deed dat dit jaar trouwens al eerder, maar dat viel minder op, want Van Reybrouck heeft zijn essay de provocerende titel Tegen verkiezingen meegegeven, terwijl Decreus daarentegen voor zijn boek het nogal wollige Een paradijs waait uit de storm bedacht.
Verkiezingen lijken het summum van de democratische geest. Elke vier jaar, tegenwoordig steeds vaker, is het feest want dan mogen we onze volksvertegenwoordigers kiezen. Verkiezingen lijken het symbool voor de gelijke kansen die de bevolking krijgt om het land te besturen. In werkelijkheid zijn ze een geraffineerde vorm van merito- of aristocratie.
Stemmen bemachtigen kun je immers alleen maar wanneer je in staat bent een machtig apparaat op de been te krijgen dat jou bij het kiesvolk bekendheid geeft en voor je weet in te winnen. Daar is veel geld en invloed voor nodig. Plus een hele publiciteitsmachine. Zie de beschamende carrière van de nu gevallen Berlusconi.
Wie eenmaal gekozen is, moet er vervolgens voor zorgen dat hij zich voortdurend in de kijker speelt met uitspraken en plannetjes die hem of haar de gunst van de publieke opinie bezorgen. En daarvoor is dan weer Maurice de Hond, een opiniebureau dat het politieke weer nauwgezet bij houdt en daar een goede boterham aan verdient. Volgens de naamgever van dit bureau hoort dat ook zo, en is dat gepeil de kroon op het werk van de democratie.
Decreus en Van Reybrouck rekenen terecht af met dit waanidee. Ze proberen terug te keren naar de oorspronkelijke sfeer van het democratisch debat. Plato, Aristoteles en ook nog Rousseau hadden het niet zo met die verkiezingen; zij zetten in op loting. Dat is ook de crux die Van Reybrouck weer te voorschijn haalt. Laat een groep burgers aanwijzen door het lot en vraag deze groep om met behulp van experts te zoeken naar duurzame oplossingen voor de grote problemen waar de samenleving voor staat. Na verloop van tijd komt er weer een nieuw gezelschap dat het werk van zijn voorgangers opneemt. Het is een systeem dat in Ierland en IJsland momenteel weer opgang doet.
Of loting de gekozen volksvertegenwoordiging moet vervangen of naast het parlement zal moeten bestaan, of het op deze manier zal werken of dat er verfijningen in het lotingssysteem noodzakelijk zijn, om bij voorbeeld te voorkomen dat het lot bij toeval een overgrote meerderheid van bejaarde mannen aanwijst of van minder begaafde allochtonen om maar iets te noemen, zijn zaken die verder uitgezocht dienen te worden. Maar het principe is er: laat de oplossing van de financieel-economische en ecologische problemen – en die zijn torenhoog – niet langer over aan de kortebaanpolitici, die dat vaak tegen hun zin zijn overigens.
Democratie associëren wij nog steeds met vrijheid. De grootste bedreiging van die vrijheid is de democratie zelf. De meerderheid van de bevolking zal altijd kiezen voor de korte termijn van het eigen comfort. Met de huidige communicatiemiddelen en sociale-hypermedia, waar de reflectie hoegenaamd ontbreekt, kan deze niet meer dan de natuurlijke reflex het comfort te behouden eindeloos bespeeld en geëxploiteerd worden.
Kom niet aan ons pensioen, blijf van mijn auto af, weg met de Europese zakkenvullers, weg met de klimaatfraudeurs, weg met de belasting, de mens gaat voor de natuur. Dit zijn de motto’s die eindeloos herhaald zullen worden. En dat zal zo blijven tot het financieel-economisch systeem is ingestort en de winning van fossiele brandstof niet meer kan worden betaald.
Wie de postapocalyptische film The Road – waar een vader met zijn zoontje probeert te overleven, tegen beter weten in – heeft gezien zal het met me eens zijn dat alles voorkomen moet worden dat de mensheid ooit in zo’n situatie van volledige rechteloosheid en onwettigheid terecht komt. Dat kan alleen als er een vitale democratische structuur aanwezig is die in staat is de klappen, die in de toekomst zonder twijfel zullen gaan vallen, op te vangen. Zo’n structuur laat zich alleen tot ontwikkeling brengen in een klimaat waar het algemeen belang en het redelijk inzicht prevaleren boven het persoonlijk comfort. De democratie moet opnieuw vormgegeven worden of ze zal ophouden te bestaan.
Dit artikel werd door Jan-Hendrik Bakker geschreven voor Tone. Met toestemming overgenomen.