“Iedere Nederlander die slachtoffer is geworden van ontvoering krijgt altijd en overal onze aandacht,” aldus Frans Timmermans, minister van Buitenlandse Zaken, eerder dit jaar. Dus is er ook aandacht voor de ontvoering van Sjaak Rijke in Mali. Vandaag, morgen, vorige of volgende week; hoe vaak er door wie en op welke manier wordt gehandeld is onbekend. En dat blijft onbekend. Achter hoog opgetrokken schermen leeft de stille diplomatie; een geheim onderhandelingsproces om Sjaak Rijke uit handen van Al-Qaeda in the Islamic Maghreb (AQIM) te krijgen. Een proces dat inmiddels al twee jaar duurt.
De 53-jarige Rijke bracht op 25 november 2011 met zijn vrouw een bezoek aan een restaurant in de stad Timboektoe toen hij door leden van de AQIM werd gegijzeld. Zijn vrouw kon net op tijd ontsnappen, een Duitse man die ook werd gegrepen en tegenstribbelde werd ter plekke doodgeschoten. Vermoedelijk wordt de Nederlander nog altijd in het noorden van Mali gevangen gehouden, een onherbergzaam gebied waar jihadististische strijders de dienst uitmaken.
Vanaf het moment dat het ministerie van Buitenlandse Zaken op de hoogte werd gesteld van de ontvoering zijn er mensen met de zaak bezig. Ambtenaren, diplomaten, misschien professionele onderhandelaars. Wie zich concreet bemoeit met de situatie van Rijke is echter niet duidelijk. Het enige dat we weten is dat de Nederlandse regering zich in ontvoeringszaken aan twee vuistregels houdt: er wordt niet direct met gijzelnemers onderhandeld en er wordt geen losgeld betaald voor ontvoerde landgenoten. Gebeurt dat wel, dan beloon je de gijzelnemers en worden alle Nederlanders in het buitenland een aantrekkelijk doelwit.
Meer weten we niet. De terughoudendheid op het punt van informatievoorziening blijkt uit een telefoontje naar het ministerie. “We kunnen best een kop koffie drinken,” zegt woordvoerder Friso Wijnen, “dan moeten we het alleen wel ergens anders over hebben. In het belang van de betrokkenen kan ik niks over ontwikkelingen in de zaak Rijke zeggen.”
Geen koffie, dus. En geen openbare informatie, want daar is Sjaak Rijke niet bij gebaat. Ben Bot, diplomaat en oud-minister van Buitenlandse Zaken, verklaart het zwijgbeleid. “Hoe minder men vertelt, hoe minder publiciteit, hoe groter de kans op een goed resultaat. Publiciteit kan de prijs van de heer Rijke opschroeven, want blijkbaar hebben de gijzelnemers een ‘kostbaar individu’ in handen. Of er ontstaat een hoop heisa bij de leden van de AQIM en ze worden angstig, waardoor ze abrupt gaan handelen. Dat vergroot het risico voor de gijzelaar.”
Hans Slaman, directeur van International Security Partners en ervaringsdeskundige op het gebied van onderhandelingen in ontvoeringszaken, benadrukt dat het onderhandelingsproces zo min mogelijk verstoord moet worden. “Je moet niet in de valkuil stappen om de gijzelnemers te onderschatten. Ook in Mali hebben ze internet en volgen ze het nieuws. Commotie rondom de heer Rijke bemoeilijkt het proces dat zich achter de schermen afspeelt.”
Geroeptoeter voor de publieke bühne, zoals Bot het omschrijft, helpt dus niet. Daar staat tegenover dat onduidelijk blijft wie buiten de schijnwerpers welke rol speelt. Dat weet het Nederlandse volk niet en daar heeft Sjaak Rijke al helemaal geen idee van. “Als je daar zit en je hoort niks, dan ga je je wel afvragen: gebeurt er überhaupt nog iets?” zegt Arjan Erkel, zelf slachtoffer van ontvoering in de Russische deelrepubliek Dagestan (2002).
“Pas als je vrijkomt weet je dat de Nederlandse regering bezig is geweest met jouw situatie, maar op welke manier dat gebeurt blijft onduidelijk. Ik weet dat toenmalig premier Balkenende en minister van Buitenlandse Zaken Ben Bot bij de Russische president Poetin hebben aangedrongen op mijn vrijlating, maar de details ken ik niet. Wat ze precies doen of gedaan hebben blijft vaag, maar dat hoort bij stille diplomatie, hè?”
Toch wringt het. Natuurlijk is de zaak Erkel een succes geworden, simpelweg omdat hij uiteindelijk is vrijgelaten. Het feit dat er toentertijd één miljoen euro losgeld door de Nederlandse regering is betaald speelt hierin een grote rol. Het bedrag werd weliswaar voorgeschoten aan hulporganisatie Artsen zonder Grenzen, maar na oeverloos procederen diende de toenmalig werkgever van Erkel slechts 490.000 euro terug te storten op de Nederlandse rekening. Schending van de vuistregel, maar Erkel kwam vrij.
De situatie van Sjaak Rijke ziet er echter minder rooskleurig uit. Er wordt geen losgeld voorgeschoten en de bekendmaking van Nederlandse deelname aan de vredesmissie in Mali is ook geen gunstige ontwikkeling.
Toen Frankrijk begin 2013 besloot tot militair ingrijpen in het Afrikaanse land wegens een verslechtering van de situatie in het noorden, werd de op dat moment gegijzelde Fransman Philippe Verdon als wraakactie gedood. Verdon was – net als Rijke – in handen van de AQIM. In december vertrekken de eerste Nederlandse militairen al naar het noorden. De stille diplomatie heeft opeens haast.
Nogmaals de vraag, nu aan de deskundige heren Bot en Slaman: Als het ministerie van Buitenlandse Zaken altijd en overal aandacht heeft voor ontvoerde landgenoten, hoe krijgt dat dan concreet vorm?
“De Nederlandse regering placht in eerste instantie contact te zoeken met een autoriteit als bijvoorbeeld de Malinese regering,” stelt oud-minister Bot. “Dan kom je op de vraag: kan de Malinese regering iets doen aan de gijzeling? Heeft de regering zeggenschap in de regio waar Rijke is ontvoerd? Als dat niet het geval is moet er gezocht worden naar goede contacten in de desbetreffende regio. Deze contacten moeten vertrouwensbanden met de gijzelnemers hebben om de onderhandelingen te kunnen beginnen.”
Slaman haakt er direct op in. “Mali verkeert in een permanente staat van chaos en wetteloosheid regeert. De binnenlandse strijders zorgen continu voor onrust. Je kan de gijzeling bij de Malinese regering aankaarten, maar het is zeer onwaarschijnlijk dat zij structureel overleg zullen plegen met de gijzelnemers. Ze hebben genoeg andere problemen die hoger op de agenda staan.”
Als de Nederlandse regering er dan via ‘goede contacten in de regio’ toch in slaagt indirect met de gijzelnemers te kunnen onderhandelen, zoals de eerste vuistregel voorschrijft, dan wordt er vervolgens alsnog geen beloning voor vrijlating van Rijke aan de gijzelnemers geboden. Dat schrijft de andere vuistregel namelijk voor. Waar wordt dan eigenlijk al twee jaar lang over onderhandeld?
Slaman antwoordt: “Ik denk ook niet dat er in deze zaak nog vanuit de Nederlandse overheid wordt onderhandeld. Gelet op het door de overheid ingenomen standpunt, lijkt het mij niet erg waarschijnlijk dat zij rechtstreeks contact zullen leggen met de gijzelnemers. En betalen doen ze immers ook niet. Kortom, de familie van de heer Rijke zal zelf een gespecialiseerde onderhandelaar moeten inschakelen die op zoek gaat naar de gijzelnemers, wil er op afzienbare termijn een einde aan deze situatie komen.”
“Maar dan het volgende probleem: je moet een onderhandelaar wel iets geven om mee te onderhandelen: geld. En als de familie van de heer Rijke niet toevallig beschikt over voldoende vermogen, dan zitten ze met een groot probleem.”
Een probleem dat door de naderende missie naar het Afrikaanse land en het tragische voorbeeld van Philippe Verdon alleen maar groter is geworden. “Het is verschrikkelijk voor de heer Rijke en zijn familie, maar ik zie zijn situatie momenteel somber in. Er zal snel iets moeten gebeuren,” voegt Slaman toe.
Er moet iets gebeuren. Dat mag je ook van het ministerie van Buitenlandse Zaken verwachten, want iedere Nederlander die slachtoffer is geworden van ontvoering heeft altijd en overal hun aandacht. Maar misschien heeft een bepaalde ambtenaar of diplomaat wel alles geprobeerd en is er niets meer mogelijk. Misschien kan de familie van Sjaak Rijke onmogelijk aan de buitensporige eisen van de gijzelnemers voldoen. Dat zou kunnen.
Het uitblijven van resultaat kan echter ook verband houden met twijfelachtig optreden van diezelfde ambtenaar of diplomaat, of erger: nauwelijks optreden. Dat kan ook. We weten het niet en we kunnen er alleen op vertrouwen dat iedere ambtenaar of diplomaat op het ministerie zijn werk naar behoren uitvoert. Maar als er dan na twee jaar nog geen resultaat is behaald kan er ook wantrouwen ontstaan. Misschien geheel onterecht, maar het is een logisch gevolg van de sluierende stille diplomatie in de achterkamertjes van het ministerie.
Directe informatie aan het volk zou de zaak als gezegd geen goed doen. Hoe meer publiciteit, hoe minder kans op een goed resultaat. Daar zijn de deskundigen het over eens. Maar de deskundigen zijn het ook eens wat betreft de mogelijkheid tot controle op stille diplomatie: die mogelijkheid heeft de volksvertegenwoordiging.
“Over de operaties van de geheime diensten AIVD en MIVD kan in de zogeheten Commissie Stiekem vertrouwelijke informatie worden gegeven aan de fractievoorzitters van alle partijen. Een denkbaar scenario is dat hetzelfde rondom stille diplomatie gebeurt,” bevestigt Ben Bot. Ook Hans Slaman pleit voor blijvende aandacht aan de kwestie: “Ik denk dat je als Kamerlid moet blijven vragen naar de situatie. Dat hoeft niet in een plenaire zitting, het kan ook in vertrouwelijke kring.”
“Controle op het draaiboek van Buitenlandse Zaken lijkt me geen slecht idee,” besluit Arjan Erkel. “Ook al is het in mijn situatie goed afgelopen en ben ik gelukkig met al het werk dat achter de schermen is verricht. Het is niet verkeerd om kritisch naar het beleid te kijken en de vraag te stellen: zou ik eerder zijn vrijgekomen als er betere methodes waren ingezet? Het is in het belang van actuele en toekomstige ontvoeringszaken om op de hoogte te blijven van wat er achter de schermen gebeurt.”