Schande! De Amerikanen blijken sinds 1946 al Nederland af te luisteren. Deze verontwaardiging laat niet alleen een schrijnend gebrek aan historisch besef zien, maar ook totale onnozelheid van journalisten (en bloggers). Het is deze naïviteit die ervoor zorgt dat politici en regeringsleiders zich er met een Jantje van Leiden af kunnen maken.
Bondgenoten bespioneren elkaar. Altijd al gedaan en zij zullen dit ook altijd blijven doen. Zo heeft Frankrijk in het verleden ingebroken in hotelkamers van Amerikaanse diplomaten om door hun koffers te kunnen grasduinen. Mexico heeft het gepresteerd om BlackBerries van Witte Huis-medewerkers te stelen. Duitsland heeft ingebroken in het email-verkeer van zowel diplomaten als journalisten. Zelfs Israël heeft in het verleden geprobeerd om ‘een mannetje’ in het Pentagon te plaatsen.
Is het idioot? Zeker, maar de wereld van inlichtingen is nou eenmaal te bizar voor woorden – tenzij Cubaanse leiders vermoorden met ploffende sigaren of ‘pizza’ als codewoord gebruiken voor een covert-operatie in Iran de normaalste zaak van de wereld is.
Is het nodig? Als iedereen het doet, eigenlijk wel. Hoe infantiel het ook klinkt: we moeten er zeker van zijn dat we nog bondgenoten zijn en op elkaar kunnen rekenen. Hiermee stoppen is eigenlijk net zoiets als spontane, simultane kernwapenontmanteling. Het is een schattig idee, maar vooral een Catch-22: het gaat niet gebeuren.
Ondertussen lijkt het door de haast gespeelde verontwaardiging alsof Nederland er eindelijk achter is gekomen dat er kernwapens in Volkel liggen. Uiteraard kon onze premier Rutte ons niet verder helpen, want “alles wat ik erover zeg, geeft inzicht in onze informatiepositie. Dat betekent een afbreuk van ons belang”.
Eigenlijk moet hier staan: “Afbreuk van mijn politiek belang”. Want laten we eerlijk zijn, politici en regeringsleiders wisten en weten dat bondgenoten elkaar afluisteren. Burgers met een bibliotheekpas, internetaansluiting en een interesse in geschiedenis of politiek over het algemeen ook.
Inderdaad, alle Westerse landen hebben gretig meegedaan in de internationale postzegelhandel van inlichtingen. En inderdaad: het was niet de bedoeling dat het electoraat hiervan op de hoogte zou zijn. Eigenlijk zijn de Westerse regeringen en masse als een stel kinderen met de vinger in de suikerpot door het electoraat betrapt en hebben zich hiermee onbetrouwbare democratische partners getoond.
Gelukkig hebben wij in Nederland nog de hoeders van de democratie: journalisten. NRC Handelsblad kreeg het voor elkaar om een publiek geheim (Amerikanen en Nederlanders die informatie hebben uitgewisseld in Afghanistan – no shit Sherlock!) te kopen van Greenwald te presenteren als een onthulling.
Uiteraard zijn dit soort stukjes een cadeautje voor de regering want natuurlijk doet de regering aan informatie-uitwisseling met onze bondgenoten in Afghanistan. Wie wil er nou niet ‘onze jongens en meisjes’ op de grond beschermen?
Dat is natuurlijk allemaal leuk en aardig, maar ondertussen is er nog geen volksvertegenwoordiger voorbij gekomen die mij heeft kunnen uitleggen wat het nationale belang is van mijn persoonlijke emails, privéberichten op Facebook en Twitter en het aftappen van andere communicatiemiddelen. Nog geen Kamerlid die uiteen heeft gezet hoe terroristen worden tegengehouden door mijn selfies in een algoritme te rammen. Nog geen minister heeft de vraag beantwoord waarom en in hoeverre wij meewerken met de NSA, wiens enige aantoonbare prestatie het tegenhouden van een financiële transactie naar Somalië is. Geen journalist die weigerde om genoegen te nemen met de natte wind “need to know basis”-verklaring van onze premier.
Door deze intense journalistieke luiheid (hoe moeilijk is het om je bij te laten praten door een goede diplomatieke bron) geeft de Nederlandse journalistiek ruim baan aan politici en regeringsleiders om over elkaar heen te tuimelen. Om een ‘ja maar hullie zijn erger’ blame game te spelen. Om ministers met een strak gezicht iets te laten mompelen over “veiligheid” en “belangen” en “bescherming van”.
Tegelijkertijd is het ook een uitgelezen kans voor de oppositie zich te roeren en mee te surfen op de golf van verontwaardiging. Oppositie Katrien geeft Regering Jan Klaasen met de deegroller ervan langs en wij als burgers vervullen onze publieke rol. Wij roepen “net goed”, smullen van stamelende en naar elkaar wijzende politici om vervolgens “schandalig he!” tegen elkaar te roepen. Maar vooral om uiteindelijk gewoon weer over te gaan op de orde van de dag. Op naar het volgende schandaaltje.
Natuurlijk is dit de politieke arena in een notendop. Politiek is een vakgebied waar theatrale kwaliteiten en retorische trucs hoger worden gewaardeerd (met name door ons kiezers) dan analytische vaardigheden of ideologisch vuurwerk.
Juist journalisten, bloggers en columnisten zouden zich bewust moeten zijn van hoe het politieke schouw- en steekspel werkt. Het is immers flauw verontwaardigd te doen over het ontbreken van antwoorden op vragen die nooit worden gesteld. Het is ongeloofwaardig om de politiek de schuld te geven politiek te zijn. Want als je van mening bent de arena te controleren, is het misschien een goed idee om jezelf niet mee te laten slepen in het toneelspel. De rol van journalisten is namelijk niet op het toneel zelf.