‘Waarom is Michael Ignatieff terug in Canada na 34 jaar in het buitenland te hebben gewoond? Is hij geïnteresseerd in mensen zoals u. Nee, hij schept op over hoe arrogant hij is en dat hij een kosmopoliet is. Met een focus op zijn eigen succes doet hij niet mee voor u of voor Canada, hij doet het voor zichzelf. Dat is de reden waarom hij terug is. Michael Ignatieff, just visiting.’
Dit verkiezingsspotje – deze attack add en een variant daarop – werd in Canada tussen 2009 en 2011 met grote regelmaat door de Conservatieven op televisie vertoond. De Conservatieven regeerden met Stephen Harper als minister-president. In 2011 leed Michael Ignatieff een dramatische verkiezingsnederlaag en keerde terug naar de universiteiten van Toronto en Harvard. Zeven jaar daarvoor, in 2004, was er een delegatie van de Canadese Liberale Partij hem komen opzoeken in Cambridge om hem te vragen de leider te worden van de liberalen. In 2006 stelde hij zich voor het eerst kandidaat, om in 2008 daadwerkelijk als liberale partijleider de oppositie aan te voeren tegen de Conservatieven. Het liep uit op een mislukking.
Michael Ignatieff vertelde vorige week in Buitenhof over zijn ervaringen als politicus. Ik ben meteen zijn boek Vuur en as, Succes en falen in de politiek gaan lezen. Het is het verhaal van zijn betrekkelijk korte politieke loopbaan. Daarnaast zijn recent de memoires van Frits Bolkestein verschenen: Cassandra tegen wil en dank. Bolkestein is veel langer politicus geweest dan Ignatieff, maar beide noemen zich liberaal en beide zijn partijleider geweest. Beide zijn hooggeschoold en hebben ouders en voorouders gehad die ook al bevoorrechtte politieke en bestuurlijke posities bekleedden. Toch is de een geslaagd als politicus, terwijl de ander de aftocht moest blazen. Laat ik het direct zeggen: het boek van Ignatieff is prachtig, dat van Bolkestein een teleurstelling.
In zekere zin kwam Bolkestein, zoals Ignatieff, ook terug uit het buitenland om politicus te worden. Tot het midden van de jaren zeventig maakte Bolkestein carrière bij Shell met functies in Afrika, Azië en Midden-Amerika. De verhalen die hij vertelt over zijn reizen zijn boeiend omdat het duidelijk is dat er een liefhebber van reizen aan het woord is. Dan krijg je zelf ook zin om de koffers te pakken en op ontdekkingstocht te gaan. Dan besluit Bolkestein in de jaren zeventig om het bedrijfsleven vaarwel te zeggen en politiek actief te worden voor de VVD. Hij doet dat omdat hij vindt dat het opinieklimaat tijdens het kabinet Den Uyl eenzijdig propgressief is. Het is echter niet duidelijk wat hij als politicus zou willen bereiken, behalve het beïnvloeden van het opinieklimaat. Zo is het opmerkelijk dat hij nergens uitlegt wat het voor hem betekent om liberaal te zijn. De VVD heeft volgens hem gewoon het beste programma voor het economische en het buitenlands beleid.
Ergens in het begin van zijn boek beschrijft Bolkestein dat hij als student een maand of drie redacteur was van Propria Cures, maar daar al snel weer aan de kant werd geschoven. ‘Wie geen mening heeft, kan niet schrijven.’ Met dit zinnetje verklaart Bolkestein dat het terecht was dat hij snel klaar was bij het studentenblad. Dit zinnetje typeert volgens mij Bolkestein. Bolkestein is later een man van meningen geworden, vaak van tegendraadse meningen. In zijn boek doet hij verslag van alle politieke kwesties die in dertig jaar politiek op zijn pad zijn gekomen. Veel gebruikte zinsneden zijn: daar was ik het niet mee eens of daar was ik tegen. Maar waarom hij dat was, laat hij vaak in het midden. Bolkestein argumenteert niet, hij stelt, hij geeft zijn mening.
Bolkestein is een ontdekkingsreiziger in de wereld, maar hij is dat niet in de politiek. In de politiek heeft hij opvattingen, maar laat hij nauwelijks zien hoe hij tot die opvattingen komt. Ignatieff laat in zijn boek wel zijn ontdekkingstocht als politicus zien. Als je iets van de politiek wilt leren, is dat vele malen interessanter dan de nogal feitelijke verslaggeving van Bolkestein. Bolkestein is een zeer geslaagd politicus die intellectueel wilde zijn, maar in het laatste niet bijster interessant is. Ignatieff is een intellectueel die mislukte als politicus. Voor beide kun je bewondering hebben, maar om iets te leren over hoe de moderne politiek werkt, kun je beter Ignatieff lezen.
Ignatieff zelf heeft daar overigens nog een interessante constatering bij: heel veel politieke klassiekers die over de hele wereld op universiteiten bestudeerd worden, zijn geschreven door mensen die eerder in politieke functies faalden. Zij zijn degenen die reflecteren op de vraag waarom ze faalden. Cicero uit het oude Rome, Machiavelli in de zestiende eeuw, Edmund Burke aan het eind van de achttiende eeuw, John Stuart Mill een eeuw later en Max Weber ongeveer honderd jaar geleden. Het is een fascinerende constatering dat al deze grootheden na hun min of meer mislukte politieke carrières wereldberoemde verhandelingen over de politiek hebben geschreven.
Ignatieff beschrijft op kritische wijze de mechanismen in het moderne politieke spel. Politiek is vooral een permanente vorm van campagne voeren geworden. Dat is zorgelijk vanuit democratische oogpunt, omdat het daarbij niet gaat om het debat over de standpunten en ideeën van politieke tegenstanders. Het gaat er vooral om je tegenstander zwart te maken, van je tegenstander een vijand maken.
Een belangrijke term in zijn analyse is ‘standing’. Het staat voor een combinatie van autoriteit, respect, ervaring en deskundigheid. Je moet als politicus vertrouwen uitstralen, de indruk wekken deskundig en betrokken te zijn. Zonder standing ben je kansloos als politicus. Het is geen eenvoudige term. Je hebt geen standing omdat je doorgeleerd hebt of bestuurlijke ervaring bezit. Je hebt het niet automatisch, maar je moet het bij kiezers verdienen. Kiezers moeten je zien zitten als persoon. Dat is belangrijker dan precieze standpunten en uitgewerkte verkiezingsprogramma’s. Die zijn toch te ingewikkeld en complex, maar als kiezers een politicus vertrouwen, vertrouwen ze ook zijn ideeën.
Waar het in de laatste tien jaar mis gaat is dat standing niet meer op positieve wijze bijdraagt aan het democratisch proces. Het gaat er in de strategie vooral om de standing van je tegenstander, je vijand onderuit te halen. Dat is wat er in het verkiezingsspotje over Ignatieff – just visiting – gebeurt. De conservatieven vallen niet zijn standpunten of ideeën aan, maar richten zich op hem als persoon. Ze ontzeggen hem standing en ontzeggen hem daarmee het recht om deel te nemen aan het politieke debat. Dat is een strategie die we ook in Nederland veel zien. Balkenende die Wouter Bos een draaikont noemt, suggereert daarmee dat we niet meer hoeven te luisteren naar de standpunten van Bos. Zelf maak ik me er ook schuldig aan door de PVV en de SP stelselmatig als populistisch te definiëren; dan hoef je hun standpunten ook niet serieus te nemen. En de PVV en de SP doen het op hun beurt door tegenstanders eurofielen te noemen; dan zijn mensen die het debat over de toekomst van Europa willen voeren ziekelijke gelovigen die geen zinnige bijdrage kunnen leveren, zo is de suggestie.
Personen zijn belangrijk in de politiek. Kiezers spreken al dan niet hun vertrouwen uit in de politici die hen vertegenwoordigen. Daar is niets mis mee. Maar ik denk dat Ignatieff gelijk heeft dat de politieke strategie om met persoonlijke aanvallen van je politieke tegenstander een vijand te maken – een vijand van het volk vaak – het vertrouwen in de politiek ondermijnt.
Ignatieff beschrijft hoe hij op klassieke wijze campagne voerde: toespraken houden in zaaltjes en langs deuren gaan om met mensen te praten. Zo ging hij zich geleidelijk aan realiseren dat hij het voor al die mensen deed die weinig kansen in het leven hebben. Zo kon hij definiëren wat liberalisme voor hem betekent en hoe hij zijn verhaal over vrijheid en democratie in het multiculturele Canada moest vertellen. Zo werkte hij aan zijn eigen standing. En tot zijn teleurstelling hielp het allemaal niet om het beeld dat de conservatieven in de stelselmatige herhaalde tv-spotjes van hem opriepen te weerleggen. En tot zijn teleurstelling zag hij dat de kloof tussen kiezers en gekozen groter werd, omdat kiezers politici überhaupt niet meer vertrouwen, wat niet gek is als politici zelf elkaar als opportunistische vijanden afschilderen.
Bolkestein heeft het ook over de kloof tussen kiezer en gekozene: ‘die afstand is niet te groot, maar te klein. De kiezer zit bij de gekozene op schoot. Steekt hij zijn vinger op, dan prikt hij de gekozene en oog uit. Dat is moeilijk regeren.’ Ik denk dat Bolkestein gelijk heeft. Wat Bolkestein zich echter niet realiseert is dat hij standing had. Bolkestein is in de politiek nog beschaafde jaren negentig nooit aangevallen op wie hij is, er zijn bij hem geen pogingen gedaan tot karaktermoord. Juist dat is de afgelopen tien jaar veranderd. Karaktermoord als politieke strategie ligt nu bovenop in de gereedschapskist van politici.
Ik ben erg benieuwd hoe succesvol Bolkestein zou zijn geweest, was hij de afgelopen jaren politiek leider van de VVD geweest. Hoe zou hij hebben gereageerd op Wilders als die hem gezegd zou hebben dat hij eens normaal moest doen? Als Wilders hem gezegd zou hebben dat hij een arrogante kosmopoliet is die boeken leest, maar de Nederlanders niet kent? Als Wilders hem een schoothondje had genoemd? Als Wilders hem standing ontzegd zou hebben met persoonlijke aanvallen. Dan zouden, denk ik, al zijn meningen niet genoeg zijn geweest om Wilders van repliek te dienen. Wat zou Bolkestein wel hebben gedaan?