Recentelijk heeft de Europese Centrale Bank de zogenaamde refirente verlaagd naar 0,25 procent. Dit betekent dat banken vanaf nu geld kunnen lenen van de ECB met deze rente. Het doel hiervan is om meer geld in omloop te brengen in de Eurozone-economie, waardoor de prijzen omhoog zouden moeten gaan. Men is namelijk bang voor deflatie, het dalen van de prijzen.
De ECB heeft als hoofddoelstelling het behouden van prijsstabiliteit, wat betekent dat de prijzen gemiddeld gelijk dienen te blijven. Echter, de ECB is zo bang voor deflatie dat zij prijsstabiliteit niet definiëren als 0 procent verandering van de prijzen, maar als bijna 2% verhoging. Oftewel, een inflatie van net onder de 2 procent.
Deflatie betekent feitelijk dat je met dezelfde hoeveelheid geld meer kan kopen. Dus waarom wil de ECB dit eigenlijk voorkomen? Welnu, dit omdat er verwacht wordt dat als de volgende dag alles goedkoper is, consumenten aankopen zullen uitstellen. Hierdoor lopen bedrijven inkomsten mis, zullen werknemers moeten ontslaan en daardoor zullen consumenten nog minder kunnen kopen. Voilá, een vicieuze cirkel.
Klopt dit echter wel? Er valt zowel vanuit de praktijk als vanuit de theorie iets tegen in te brengen. Laten we eerst eens kijken naar de praktijk.
Een mooi voorbeeld is de computerindustrie. Tussen 1996 en 2008 zijn de prijzen voor computers met 92% gedaald. Gemiddeld zijn de prijzen per jaar met ongeveer 16,5% gedaald over een tijdsbestek van 14 jaar. Aangezien deze periode zo lang was, wist je dat jouw aanschaf de volgende week alweer goedkoper zou zijn. Je zou wel stom zijn om een computer te kopen! Toch gebeurde dit massaal. Dit is eigenlijk de trend voor de gehele elektronica sector en deze sector doet het uitstekend.
Er zijn ook voorbeelden van periodes van prijsdalingen over de gehele economie, gekoppeld aan een groeiende welvaart. In Engeland gingen groothandelsprijzen met maar liefst een-derde omlaag in het laatste kwart van de 19e eeuw. Toch bleven bedrijfswinsten in orde en gingen lonen omhoog. Dit doet vermoeden dat de koopkracht in het algemeen toenam, wat wordt bevestigd door de toegenomen consumptie van luxegoederen in die tijd, zoals thee en sinaasappelen. Andere landen, de Verenigde Staten, Duitsland, Frankrijk en Italië, laten voor die periode een zelfde beeld zien.
Dit waren een tweetal voorbeelden uit de praktijk waaruit blijkt dat deflatie niet noodzakelijkerwijs slecht is. Nu de theorie.
Er zijn verschillende oorzaken voor deflatie. Eén daarvan is efficiëntere productie waardoor producten goedkoper worden. Kortom: meer spullen, gelijke hoeveelheid geld en dus prijzen omlaag. Dergelijke deflatie is het gevolg van economische groei en vooruitgang. Dit moet je dus niet structureel tegengaan.
Al zouden mensen door deflatie hun aankopen uitstellen en minder consumeren, dan is dat alleen maar gunstig voor de economische groei. Dit omdat als mensen minder consumeren, zij meer gaan sparen. Groei wordt mogelijk gemaakt doordat we een deel van wat we produceren niet weg consumeren, maar sparen om te kunnen investeren. Dat wil zeggen, bewaren om het productieproces te verbeteren. Door minder te consumeren komen er meer middelen beschikbaar om de economie te laten groeien. Het aangeboden spaargeld neemt toe en de rente af. Hierdoor wordt geld lenen om te investeren makkelijker. Prijzen waarvoor producenten hun producten aanbieden zijn weliswaar lager, maar dat geldt ook voor hun kosten. Men kan dus nog steeds winstgevend produceren.
Tot slot, stel dat consumenten besluiten zo weinig te consumeren dat producenten helemaal geen winstgevende afzet meer hebben, dan wordt dat door de dynamiek van de economie vanzelf tegengegaan. Producenten gaan dan niet meer investeren, er is geen vraag naar spaargeld en de rente neemt af. Daardoor wordt sparen minder aantrekkelijk en gaan mensen vanzelf meer consumeren. Tegelijkertijd neemt de deflatie dan ook weer af doordat producenten door niet te investeren niet meer steeds efficiënter gaan produceren. Kortom: de dynamiek van het systeem zorgt voor een balans. Geen enkele reden voor de door de ECB beoogde 2 procent inflatie.
Zowel uit de praktijk als uit de theorie kun je concluderen dat deflatie niet altijd slecht is. Sterker nog, deflatie welke het gevolg is van productiviteitsstijgingen is positief. Je kunt immers voor hetzelfde geld meer spullen kopen en zoals we hebben geconstateerd hoeven we niet bang te zijn dat consumenten daardoor hun aankopen zullen uitstellen.