Politiek gaat nergens meer over. Politici willen alleen vriendjes worden met de kiezer. Dat doen ze via de televisie, bijvoorbeeld door mee te doen aan spelletjesprogramma’s of, zoals Jan Peter Balkenende ooit deed, aan te schuiven bij het roddelprogramma RTL-Boulevard. PowNews heeft niets met journalistiek te maken. De brutale lastpakken met de roze microfoon zijn slechts uit of rellen en moeten uit de Tweede Kamer geweerd worden. Vroeger was het beter toen de televisie nog gebruikt werd voor verheffing van het volk en politici nog automatisch gezag hadden en met excellentie werden aangesproken.
Ik heb weinig met dit cultuurpessimisme. De televisie, ook de roze microfoon, speelt een controlerende en vertegenwoordigende rol in de democratie. If you can’t stand the heat, stay out of the kitchen.
Natuurlijk is het medialandschap de afgelopen twintig jaar veranderd. Allerlei mechanismen spelen daarbij een rol, zoals de commercialisering van de televisie, de uitbreiding van het aantal kanalen, de concurrentie die kranten ondervinden van elkaar, van de televisie en van de nieuwe media via het internet. En ja, de kern van deze ontwikkeling is dat hypes, emoties, meninkjesjournalistiek en meninkjespolitiek belangrijker zijn geworden dan serieuze analyse, maatschappelijke duiding en visieontwikkeling. En ja, soms verlang je wel eens naar meer analyse en feiten na de zoveelste mening van steeds dezelfde talking heads in de praatprogramma’s.
Het gevolg van de veranderingen in de media is, zo wordt vaak gesteld, dat personen en incidenten belangrijker zijn geworden dan politieke inhoud. Daar zit vast een kern van waarheid in, maar er zijn ook kanttekeningen bij te maken. Zo zijn personen in de politiek altijd belangrijk geweest. Markante politieke figuren, van Thorbecke tot Den Uyl, van Colijn tot Drees, stonden altijd al voor iets groters dan alleen voor een politieke partij of stroming. Wat veranderd is, is dat deze hoogwaardigheidsbekleders konden werken op basis van een bijna vanzelfsprekend vertrouwen, omdat mensen gedisciplineerd waren in de ideologische zuilensamenleving. Nu moeten politieke leiders het vertrouwen verdienen, omdat kiezers steeds opnieuw bepalen waar hun tijdelijke loyaliteit ligt. Dat is een teken van emancipatie.
Daarnaast staat politieke inhoud niet los van de emoties die politieke leiders oproepen. Emoties zijn via frames en beeldvorming verbonden aan voor kiezers belangrijke waarden die net zo belangrijk zijn als technocratische standpunten. Politici weten dit al heel lang. Raad eens van wie dit citaat komt: ‘Zorg er tenslotte voor dat je campagne van begin tot het eind goed oogt. Stem hem met schittering en luister af op een breed publiek. Er moet een indrukwekkende waardigheid van uitgaan. Omgekeerd moeten er als het enigszins mogelijk is, schandalen onthuld worden over de misdaden, het seksleven en de corruptie van je tegenstanders, al naar gelang hun karakter.’ Quintus Cicero schreef in 64 voor Christus een verkiezingshandleiding voor zijn broer Marcus Cicero die consul van Rome wilde worden.
Het is de campagnestrategie in alle Amerikaanse verkiezingen. Aan de ene kant een mooi verhaal over jezelf vertellen en er daarnaast voor zorgen dat anderen de sleaze and dirt van je tegenstanders opduiken en zichtbaar maken in attack ads: het is van alle tijden. Politiek gaat niet alleen om standpunten en partijprogramma’s, maar ook om beelden en emoties die mede de reputatie van de politicus bepalen. Wat wel veranderd is, is dat letterlijk de beelden via de televisie in de beeldvorming belangrijker zijn geworden. Het allereerste televisiedebat tussen twee Amerikaanse presidentskandidaten werd in 1960 volgens de kijkers door Kennedy gewonnen, maar de mensen die alleen naar de radio luisterden vonden Nixon beter. Het weglopen van een minister voor de roze microfoon roept geen vertrouwen op bij de kijker en is, terecht, eindeloos op televisie herhaald. Zo heeft het televisiebeeld een extra dimensie aan de beeldvorming van politici toegevoegd.
Een groot deel van het electoraat, of het nu in de Verenigde Staten of in Europa is, stemt nog volgens partijvoorkeuren, ook al zijn het soms verschillende partijen die wel ideologisch dicht bij elkaar liggen. Maar het vertrouwen dat mensen wel of niet hebben in de politieke leiders is in ons geïndividualiseerde tijdperk belangrijker geworden dan partijprogramma’s. We zijn zelf kritischer en minder vast verbonden aan instituties als politieke partijen. Politici moeten steeds opnieuw de gunst van de kiezer winnen. Veel interessanter dan kritisch zijn op de televisie en op andere media is de vraag of ze dat wel goed doen.
De populisten hebben het gemakkelijk. Die dragen geen verantwoordelijkheid en hoeven geen beleidsmaatregelen te verdedigen en zich daarover te verantwoorden. Als ze wel in de buurt komen van regeringsdeelname, komen ze ook in de problemen. Wilders verloor negen zetels bij de verkiezingen na de val van het kabinet dat hij gedoogde. Roemer toonde een bereidheid tot het maken van compromissen toen hij hoog in de peilingen stond en van het torentje droomde, en behaalde vervolgens een teleurstellende verkiezingsuitslag. Overigens is het opvallend dat Wilders de televisie nauwelijks nodig heeft. Hij doet gewoon niet mee aan alle politieke discussieprogramma’s. Dat nuanceert ook nog eens het belang van de televisie.
De partijen die elkaar afwisselend wel meedoen aan de regering hebben het moeilijker. De oorzaak daarvoor ligt volgens mij vooral in de opportunistische strategie die zij hanteren. In de oppositie en in verkiezingscampagnes beloven zij kiezers veel meer dan zij in de regering kunnen waarmaken. De PvdA was in de oppositie tegen het ‘kapot bezuinigen van de economie’, maar is nu aan de zijde van de VVD verantwoordelijk voor een ongekend bezuinigingsprogramma. De VVD beloofde iedere werkende duizend euro en Mark Rutte zei dat er nooit geld meer naar Griekenland zou gaan. Beide beloften kon hij niet waarmaken.
Het verhogen van verwachtingen bij kiezers en die steeds opnieuw teleurstellen lijkt me een veel groter effect te hebben op de wijze waarop de politiek nu (haperend) werkt, dan de toegenomen rol van de televisie. De traditionele politieke partijen houden kiezers steeds voor de gek en vinden het dan raar dat het vertrouwen in en het gezag van politici afneemt. Daar is de televisie of zijn andere media niet de oorzaak van. Van de roze microfoon tot Buitenhof, van NRC tot De Telegraaf, ze prikken allemaal het opportunisme van politici door. En dat is goed.
Geert Wilders is door het opiniepanel van EenVandaag gekozen als politicus van het jaar. Zoals gezegd, die heeft de televisie nauwelijks nodig; af en toe een tweet is voldoende voor hem om politieke stennis te maken. Zolang populisten angst kunnen zaaien en traditionele politici daar geen antwoord op hebben, kunnen zij verkiezingen winnen.
Maar kijk ook eens naar Jeroen Dijsselbloem die in de peiling van EenVandaag net achter Geert Wilders eindigde en door de parlementaire pers werd uitgeroepen tot politicus van het jaar. Koel, intelligent, daadkrachtig en rechtlijnig verdedigt hij als minister van Financiën een hard bezuinigingsbeleid en is hij als voorzitter van de Eurogroep verantwoordelijk voor de euro. Noch de bezuinigingen, noch Europa en de euro zijn populair. Dijsselbloem laat zien dat je desondanks gezag kunt winnen door serieus verantwoordelijkheid te dragen. Als het over Europa gaat is er bij Mark Rutte veel meer twijfel over waar hij voor staat. Hij wil, met Wilders als electorale concurrent, geen soevereiniteit overdragen aan Europa, zegt hij in Nederland, maar doet dat steeds wel als hij afspraken maakt in Brussel. Dat is het opportunisme dat tot afnemend vertrouwen bij mensen leidt.
Dit was het laatste artikel van Bart Snels voor ThePostOnline. Vanaf 1 januari gaat hij voor de televisie werken.