Arno Bonte (GroenLinks) is verre van origineel met zijn meldpunt vuurwerkoverlast. Ook zijn klachten over vuurwerkoverlast verre van nieuw. Onze voorouders knalden er vrolijk op los en daarbij gebeurden regelmatig ongelukken. Zo werd er bij de burgemeester van Den Haag steen en been geklaagd over mensen die er een sport van maakten om vuurwerk af te steken richting passanten op straat. Daarom werden ‘ter Kamere der Burgermeesteren’ vormen van bekende baldadigheid en straatschenderij met vuurwerk aldus omschreven en strafbaar gesteld. Dat bleek trouwens dringend nodig: ‘Het gooien van klakkebussen(voetzoekers) onder de rokken van een troepje keuvelende vrouwen!’ werd als volkomen normaal beschouwd. Daarom werd het afsteken van vuurwerk in veel steden verboden. Behalve als er openbare vreugde gewenst was. Dat bleef trouwens niet beperkt tot Oudejaarsdag.
De overheid riep vaak op tot algehele vreugde en daarbij werd flink wat vuurwerk afgeschoten. Vooral het leger en de marine lieten zich daarbij niet onbetuigd. Zij schoten met hun kanonnen vaak complete vuurwerkbommen af. Het gewone volk vond dat wel leuk. Iets te leuk naar de smaak van de stedelijke overheid. Vaak werd er op zondag na de kerkgang het dan toegestaan om wat siervuurwerk af te steken. Knalvuurwerk, wat populairder en goedkoper was, bleef ten strengste verboden. De straffen daarop waren draconisch. De boetes bedroegen tussen de 6 en 25 gulden. Het equivalent van enkele honderden euro. De boetes kwamen ten goede aan de Hoofd-Officier van de Schutterij, de aanbrenger en de armenkas van de Diaconie.
Toch moest men meermaals de burger er op wijzen dat het “afsteecken van vuurwerken en schieten” ten strengste verboden was. Met regelmaat werden er waarschuwingen aan de muren geplakt om de burgers er op te wijzen dat vuurwerk en dan vooral het afsteken van voetzoekers ten strengste verboden was. In Utrecht werd trouwens en passant het hoepelen verboden.De gemeente Utrecht verbood het in een publicatie met de naam: “Publicatie tegens het loopen en slingeren met hoepels, flambauwtjes, & c. mitsgaders het werpen en maken van slangetjes, voetsoekers, klakkebussen, en andere vuurwerken” Want ongelukken waren er aan de lopende band. In Den Haag werd bij de doop van de Prins van Oranje op 28 december het afschieten van knalvuurwerk verboden om ongelukken te voorkomen. Ook het schieten met pistolen en geweren werd verboden. Een verschijnsel dat vroeger ook veel voorkwam. In Middelburg waar men kennelijk bijzonder dol was op het fikkie stoken, werd niet alleen vuurwerk verboden maar ook het verbranden van pekbollen.
Het Engeland van Stadhouder-Koning Willem III was nog wel degene die vroeger waar men het meeste hekel aan vuurwerk had. Per parlementair decreet werd al het consumentenvuurwerk verboden op straffe van hoge boetes of dwangarbeid. Nu moet er wel bij gezegd worden dat men ook het vuurwerk gebruikte om op mogelijke katholieken te schieten en dat eindigde niet zelden in ernstige branden. De Britten moesten hun vreugde voortaan maar laten merken door kaarsen in het raam te plaatsen en het vuurwerk aan de professionals (Vaak Nederlanders) over te laten. Willem liet zijn vuurwerk niet zomaar afpakken. Daarbij was hij dus net zo erg als zijn landgenoten in de Republiek.
De roep op een verbod op consumentenvuurwerk is dus niet nieuw, zolang wij in Nederland vuurwerk kennen. Zolang vinden veel mensen het dus hartstikke leuk . In vroeger tijden waren vuurwerkongevallen en overlast aan de orde van de dag. Het negeren van het vuurwerkverbod ook. Met de beschikbaarheid van Duits en Belgisch vuurwerk vrees ik voor de vuurwerkhaters dat een verbod nu ook niet zal helpen.