In een poging de ernstigste politieke crisis te bezweren sinds zijn aantreden als premier in 2003 heeft Recep Tayyip Erdoğan, het machtigste staatshoofd uit Turkijes republikeinse geschiedenis, tien ministers ontslagen. Een van deze ministers, die eerder ontslag nam na corruptiebeschuldigingen, riep Erdogan op zelf af te treden en ontketende daarmee een ware tsunami. Doorgewinterde commentatoren haastten zich te zeggen dat dit de eerste was in de geschiedenis van Turkijes meerpartijenstelsel dat een minister een premier opriep af te treden “in het belang van het vaderland en de natie”.
Conform zijn meest karakteristieke eigenschap is Erdoğan uitdagend als altijd. Hij fabriceerde een theorie waarin vreemde mogendheden, namelijk de Verenigde Staten en Israel, de grote media en het bedrijfsleven, duistere krachten die tegen de oplossing van de Koerdische kwestie zijn en een parallelle ´staat binnen de staat´ samenspannen om zijn regering omver te werpen. Buitenlandse waarnemers bezien de gebeurtenissen als een vete tussen de Hizmet-beweging en de regering, iets wat ik een tamelijk reductionistische zienswijze vind.
Sinds de grote verkiezingsoverwinning die Erdoğan’s partij voor Rechtvaardigheid en Ontwikkeling AKP in juni 2011 boekte met haar belofte een nieuwe grondwet op te stellen in lijn met de normen van de EU en het Europese Verdrag voor de Rechten van de Mens, is het misgegaan.
De AKP verdwaalde namelijk in de nasleep van deze reusachtige verkiezingszege. Om er maar een paar te noemen: de wetswijzigingen op het gebied van match-fixing, de vertraging van hervormingen, de gewijzigde richtlijnen voor overheidsopdrachten, het onverwachte voorstel van de AKP een systeem in te voeren met ongeëvenaarde presidentiële bevoegdheden en de bemoeienissen met de Rekenkamer.
Onlangs werd de verzoeningscommissie van het parlement, die de nieuwe grondwet moet opstellen, opgeheven. Niet als gevolg van machinaties door de usual suspects, maar doordat de AKP zich eenvoudigweg terugtrok en daarmee de commissie reduceerde tot een orgaan van nul en generlei waarde.
In het reusachtige schandaal dat zich vanaf 17 december ontvouwde heeft Erdoğan alle mogelijke verkeerde knoppen ingedrukt die hij maar kon indrukken. Toen de zoon van de minister van Binnenlandse Zaken werd gearresteerd, bleef de minister in functie en kreeg hij zo de gelegenheid bijna 500 politieagenten te ontslaan, waaronder 150 commissarissen, die betrokken waren in de zaak tegen zijn zoon.
Daarna werd de richtlijn voor de gerechtelijke politie plots gewijzigd waardoor politiecommissarissen verplicht werden hun meerderen in te lichten over operaties. Dit werd gezien als de doodsteek van de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht en een serieuze bedreiging van de scheiding der machten. Deze richtlijn werd vervolgens verworpen door het Hooggerechtshof en nu probeert de regering de macht van het Hooggerechtshof te beknotten, evenals als die van de Rekenkamer.
Recentelijk verbood een pas benoemde politiecommissaris leden van de pers de toegang tot politiebureaus en politiedepartementen. Het meest recente drama is het dat de politie het bevel negeerde van openbare aanklager Muammer Akkaş om het corruptieonderzoek verder te verdiepen. Aanvankelijk werd Akkaş zelfs van de zaak gehaald. Erdoğan brak daarbij een record door Akkaş tijdens publieke toespraken vijfmaal op één dag “een schande” te noemen.
En terwijl de regering haar uiterste best doet de rechtsgang te belemmeren, blijft Erdoğan erop hameren dat er een internationaal complot met een Vijfde Kolonne gaande is: het bekende patroon waarbij de staatsbureaucratie haar straatje probeert schoon te vegen door beschuldigingen aan het adres van het buitenland.
Volgens Erdoğan heeft de rechterlijke macht een doodzonde begaan door haar superieuren niet in te lichten over het onderzoek. En dit terwijl het een misdaad zou zijn wanneer de openbare aanklager zijn superieuren daadwerkelijk zou inlichten. Eigenlijk zegt Erdoğan tegen Turkije zo veel als dat de minister van Binnenlandse Zaken op de hoogte gesteld had moeten worden van de zaak waarin zijn zoon een verdachte is.
Eén van Erdoğan’s doelwitten is de Hizmet-beweging van Fethullah Gülen. Erdoğan beschuldigt deze beweging ervan samen te spannen met buitenlandse mogendheden. Gülen heeft op zijn beurt herhaaldelijk gesteld dat sympathisanten van zijn beweging die voor de overheid werken onmiddellijk berecht zouden moeten worden wanneer ze strafbare feiten plegen.
In de nasleep van de historische twaalfde september in 2010, toen een grondwetswijziging een einde maakte aan het militair-bureaucratische systeem, verwachtten velen dat de AKP een stortvloed aan hervormingen zou doorvoeren. In plaats daarvan werd Erdoğan echter steeds autoritairder. Zijn huidige retoriek lijkt op die van de voormalige Amerikaanse president George W. Bush: ”Of je bent voor ons, of je bent tegen ons”. Het is oorlogsretoriek.
Sinds de verkiezingen van 2011 heeft de AKP elke gelegenheid om de Turkse staat transparanter en legitiemer te maken aan zich voorbij laten gaan. De partij stapte als eerste uit de Constitutionele Commissie, en begroef daarmee alle hoop op een meer burgervriendelijke grondwet.
Ook wees AKP de Commissie-Venice, die het constitutionele referendum van 2010 steunde, de deur. En algemeen wordt aangenomen dat Erdoğan een factor van betekenis is in het ontslag van veel journalisten die zijn partij bekritiseerden. Zijn jongste slachtoffer is Nazlı Ilıcak, een doorgewinterde columnist van het regeringsgezinde dagblad Sabah. Tot hilariteit van velen heeft AKP, ooit een uitgesproken voorstander van de sluiting van de Raad voor het Hoger Onderwijs YÖK, een nieuwe YÖK-wet opgesteld die een ernstige bedreiging vormt voor bestuursorganen.
Ondanks al zijn politieke kapitaal waarmee hij ´s lands versteende problemen kan oplossen, heeft Erdoğan ervoor gekozen om zijn eenmansstijl van regeren verder te versterken, daarmee terugkerend naar een typisch Kemalistische stijl. Het is een triest verhaal: een man die de afgelopen tien jaar zo veel voor zijn land heeft gedaan, verwoest nu alles wat hij bereikt heeft.
Selcuk Gultasli is circa tien jaar lang de correspondent in Brussel voor Zaman. Hij volgt al jaren lang de ontwikkelingen rondom de toetreding van Turkije tot de Europese Unie. Tevens is hij de presentator van verschillende nieuwsprogramma’s, waaronder de ‘Europese Tafel’. Ook is Gultasli columnist bij Today’s Zaman.