Het aantal Midden- en Oost-Europeanen dat sinds de uitbreiding van de Europese Unie in 2004 naar Nederland is gekomen werd destijds flink onderschat. Volgens minister Asscher van Sociale Zekerheid en Werkgelegenheid is achteraf bezien te weinig aandacht besteed aan de omvang van intra-Europese migratiestromen. Afgelopen zomer pleitte hij in een opiniestuk voor maatregelen, met name hoge boetes voor ‘gewetenloze bedrijven’ die arbeidsmigranten uitbuiten. Dat gebeurt inderdaad op grote schaal, vooral door malafide uitzendbureaus. Het zijn daarmee vooral arbeidsmigranten zelf die ondervinden dat het in goede banen leiden van arbeidsmigratie in Nederland tot nu toe maar beperkt is gelukt.
Ook erkent de minister de angst en frustratie die sommige Nederlanders voelen ten aanzien van problemen die open grenzen met zich meebrengen. Vooral in een aantal grote steden is sprake van overlast, met name veroorzaakt door overbewoning. Gemeenten hebben te kampen met daklozenproblematiek en er is sprake van overmatig alcoholgebruik onder MOE-landers. Zij zijn daarnaast oververtegenwoordigd in criminaliteitscijfers; een aandeel dat stijgt ten opzichte van voorgaande jaren. Te denken valt onder andere aan bendes en mobiel banditisme.
Anders dan veelal gedacht is het gebruik van sociale voorzieningen door MOE-landers in Nederland beperkt: zij komen primair voor werk en hogere lonen. Wel stijgt dat gebruik snel onder Bulgaren en Roemenen. Als zij op de lange termijn niet goed sociaaleconomisch integreren gaat dat vreten aan de solidariteit binnen de samenleving. Ook de verschraling van arbeidsvoorwaarden door de komst van grote hoeveelheden arbeidsmigranten komt hun reputatie niet ten goede.
Sommigen pleiten ervoor daarom de grenzen langer dicht te houden voor Bulgaren en Roemenen. Zij voeren een verloren discussie. Het beleid van Asscher om iets aan de problematiek te doen schiet echter ook tekort. De hierboven genoemde negatieve effecten zouden namelijk niet tot grote problemen hoeven leiden, als Nederland daartegen zelf maatregelen zou kunnen nemen. Door de richtlijn vrij verkeer van personen zijn de bevoegdheden van lidstaten daartoe echter drastisch ingeperkt. Dat leidt tot uitkomsten die men met de invoering van de richtlijn nooit voor ogen had. Om te voorkomen dat negatieve aspecten van arbeidsmigratie het thema volledig blijven domineren moet Nederland de regie naar zich toetrekken.
Zo moeten Nederlandse politici zich veel meer inspannen om verdragswijzigingen tot stand te brengen, indien de uitwerking van verdragen niet langer overeenkomt met de gedachte die daaraan ten grondslag heeft gelegen. Aan ontwerpteksten van verdragen dienen in het vervolg concrete horizonbepalingen te worden toegevoegd. Lidstaten moeten in staat zijn om als autonoom land zorg te dragen voor de eigen inwoners en migranten die zich wel aan de regels houden. In het uiterste geval betekent dat het terughalen van bevoegdheden naar nationaal niveau. Hoewel intra-EU migratie bij uitstek een Europese aangelegenheid is, is meer Europese samenwerking – zoals Asscher bepleit – daartoe niet altijd de juiste oplossing.
Een concreet voorbeeld is het inperken van de toegang tot sociale voorzieningen, zoals de bijstandsuitkering. De richtlijn verbiedt daarbij het maken van onderscheid op basis van nationaliteit, terwijl het veel logischer is om te kijken naar de bijdrage die iemand heeft geleverd aan de opbouw van die voorzieningen. Als men zowel open grenzen als de verzorgingsstaat wil behouden, dan moet ervoor worden gewaakt dat sociale voorzieningen te gemakkelijk toegankelijk zijn. Een stelsel waarin eerst vijf jaar rechten worden opgebouwd en men de Nederlandse taal op voldoende niveau beheerst alvorens toegang te krijgen tot sociale voorzieningen zou dan ook de standaard moeten zijn. Lidstaten moeten daartoe zelf kunnen besluiten.
Een ander voorbeeld is het nemen van maatregelen tegen overlast gevende EU-burgers. Momenteel is geen sanctiemogelijkheid voorhanden als zij na te zijn uitgezet binnen korte tijd opnieuw Nederland inkomen. In dergelijke gevallen moet de vrije termijn die EU-burgers hebben tijdelijk kunnen worden opgeschort: de persoon in kwestie is drie maanden niet welkom na een dergelijk incident. Komt men na die ‘afkoelperiode’ terug en treed dan moet de mogelijkheid voor lidstaten bestaan om personen voor langere periode ongewenst te verklaren en het land uit te zetten.
Verder moet Nederland proactief een aantal stappen zetten. Ten eerste moet registratie in de Gemeentelijke Basisadministratie (GBA) verplicht worden gesteld en leidend worden gemaakt bij het toekennen van toeslagen. Veel MOE-landers leven momenteel anoniem in Nederland en betalen geen gemeentebelastingen. Het oplossen van veel van de bestaande problemen begint bij een goede registratie. Het zijn gemeenten die deze registratieplicht actief moeten oppakken.
Ten tweede moet Nederland de voordelen van arbeidsmigratie maximaal gaan benutten door werk te maken van het aantrekken van talentvolle hoogopgeleide arbeidsmigranten. De overheid kan niet sturen op interessante vacatures, waarop zij in de eerste plaats afkomen, maar wel op de randvoorwaarden die van belang zijn voor een aantrekkelijk vestegingsklimaat. Concreet betekent dat een goede kennisinfrastructuur, veel mogelijkheden voor onderzoek en ontwikkeling en een goede Engelstalige informatievoorziening van publieke diensten.
Ten slotte is intensievere Europese samenwerking op één terrein wel hard nodig: bij de aanpak van grensoverschrijdende criminaliteit, zoals mobiele bendes. Het vrij verkeer van personen mag geen vrijbrief zijn voor mobiel banditisme, landloperij en frauduleus handelen. Niet alleen de lusten, maar ook de lasten moeten door de lidstaten gezamenlijk worden gedragen.
Open grenzen bieden Nederland(ers) grote voordelen. Om die te kunnen waarborgen mogen we onze ogen niet sluiten voor de negatieve aspecten. Om van arbeidsmigratie daadwerkelijk een zegen te maken dient Nederland kordaat op te treden en de regie naar zich toe te trekken.
Jeannette Baljeu is wethouder haven, verkeer en regionale economie van de gemeente Rotterdam. Stephan de Vries is wetenschappelijk medewerker bij de Teldersstichting. Zij werkten mee aan een rapport over arbeidsmigratie dat in december door de Teldersstichting is gepubliceerd.