I don’t like the drugs but the drugs like me
Ik wist het, ik wist het en ik wist het! Ik wandelde totaal zen en met mijn incontinentieslip (design Herman Brood) krachtig aangesnoerd langs de Paraguay-rivier en werd aangesproken door Barba Maluco do Pantanal. In het Braziliaanse grensdorp Cáceres werd zijn naam al gefluisterd: men zei dat hij een shamaan was, dat hij met zijn blote handen anaconda’s en krokodillen ving en rauw opat en dat hij het met de vrouw van Junior deed, de eigenaar van Kilo Buffet Junior op de Praça Barão do Rio Branco, en meer van dat soort leuterkoek en dorpsgewauwel veroorzaakt door het overmatig gebruik van cachaça.
Of ik wilde purgeren, vroeg Barba samenzweerderig. ‘Nou, vriend’, zei ik in mijn beste Portugees, ‘ ik ben al een week aan de schijterij vanwege mijn vruchtendieet van guarana, açaí, caju, abacaxi, agua de coco (technisch gezien geen vrucht), goiaba, maracuja, cacau (technisch gezien volgens mij een noot), jaca, carambola, mamao, ruta do conde, jaboticaba, graviola, acerola en nog een heleboel andere rommel maar daar hebben jullie nog nooit van gehoord. En natuurlijk iedere dag een drie borden yoghurt met quinoa, ook een uitstekend laxeermiddel. Het nadeel van een dergelijk dieet is dat ik alleen nog maar in vijfsterrenhotels kan bivakkeren waar ze naast de pot zo’n handige reetdouche hebben. Zonder die anusbuster zou ik per dag 30 rollen wc-papier nodig hebben en dat is niet goed voor het Amazone-bos. Gelukkig is Car snipverkouden dus die ruikt mijn Amazone-dirkjes niet.’
Het purgeren betrof echter mijn verdorven ziel en niet de ingewanden en daar was ik allang blij mee. ‘Wat moet dat hersen- en zielklisma kosten, veerman des doods?’ Uiteindelijk spraken we 900 reais af en ik vond ruim 300 euri alleszins redelijk voor zo een boeiende trip naar het hart van de Pantanal, de grootste wetlands ter wereld. Ik wees naar een schitterende boot waarop ik Anal Vip zag staan maar dat feest ging niet door. Barba had een heel vies bootje en na 1 minuut was mijn witte katoenen tropenpak al helemaal vies dus de stemming zat er wat mij betreft goed in.
Even voor de leken en de onnozelen onder ons:
Ayahuasca is het belangrijkste plantmedicijn uit het Amazone gebied. Het kan het bewustzijn verruimen, een effect dat meestal tussen de 4 en 8 uur duurt. De effecten variëren van licht stimulerend tot extreem visionair. Ayahuasca wordt doorgaans als sjamanistisch communicatiemiddel of medicijn toegepast, vooral tijdens ceremoniële sessies onder begeleiding van een ervaringsdeskundige.
Er zijn veel fantastische verslagen van mensen die dankzij één of meerdere ayahuasca-ervaringen van ingewikkelde problemen zijn verlost, zoals verslaving of depressie. Dit is echter niet uniek voor ayahuasca. Er zijn vergelijkbare resultaten haalbaar met bijvoorbeeld LSD, psilocybine paddestoelen, iboga, andere psychedelica en diverse ademhalings- en meditatietechnieken.
Welke methode ook gebruikt wordt, er komt altijd zwaar psychologisch werk aan te pas, zoals bij elk psychotherapeutisch traject. Ayahuasca is dan ook geen wondermiddel in de zin van dat wanneer je het drinkt al je problemen opgelost worden. Het is echter wel wonderbaarlijk in de zin dat de thee onbewust en schijnbaar onwerelds materiaal aan de oppervlakte brengt, waar je zolang het effect duurt psychologisch werk mee kan verrichten.
De rest leest u maar bij die vieze hippies van de Stichting tot bevordering van de ayahuasca en de quinoa.
Na twee uur varen – ik zag drie reigers en een dode piranha – kwamen we aan bij een stinkend meertje vol pompeblêden. Die had Barba nodig voor zijn eigen Ayahuasca recept. Hij plukte het stinkmeer leeg en toen werden Car en ik naar de krokodillenfarm van zijn broer gebracht omdat Barba zelf die rommel moest gaan stoken. Ik kocht een paar laarzen (de kiek ziet u onderaan), Car een Tinky Winky-tas. Barba kwam schuimbekkend terug met een soeppan vol meurende prut. Ik nam twee borden en toen was ik ineens weer terug in de Efteling, op precies te zijn bij De Indische Waterlelies. Ik citeer:
“In 1966 werd het sprookje gerealiseerd ter gelegenheid van het vijftienjarige bestaan van het park. Het sprookje opent met een verhaal, verteld doorPaul de Leeuw, vroeger door Barbara Hofman. Daarna volgt de heksenzang, gezongen door de Peruaanse stemkunstenares Yma Sumac en afkomstig uit de door haar vertolkte traditionele hymne van de Inca’s, de Taita Inty of Maagd van de Zonnegod.
Na het inleidende heksengezang gaan de zeven waterlelies open en de elfjes die erin te zien zijn, dansen op de maat van de muziek. Verder wordt het sprookje begeleid door een kikkerorkest en een ganzenensemble dat speelt op de klanken van het door Bert Kaempfert gecomponeerde en uitgevoerde muziekstuk ‘Afrikaan Beat’. Voor de uitbeelding van het sprookje in de Efteling is echter wel een nieuwe versie van het muziekstuk opgenomen.”
PAUL DE LEEUW! IN DE AMAZONE! Mijn vakantie was danig verknoeid en naar de gallemiesen want ik kreeg een visioen van een orgie met Paul de Leeuw, Gordon, Gerard Joling, Frans Timmermans, Ed Nypels en The Harlem Globetrotters featuring Anouk. Paul had allemaal vuilniszakken over zijn parket gedrapeerd en vervolgens moesten wij ons, allemaal nakende, insmeren met motorolie. ‘ Ik moet nu naar de Eerste Hulp, Car, mijn maag leegpompen, een Huib Drion-pil. Doe wat! Naast mijn visioen verbleken de Openbaringen van Johannes! ‘
Met de mototaxi ben ik vervolgens naar het Hospital Israelita Albert Einstein in São Paulo gereden. Na drie dagen, vandaag dus, kwam ik terug uit de hel. Ik wilde onmiddellijk weer terug naar die hel toen ik, drie seconde na mijn wonderbaarlijke wederopstanding, de rekening van het ziekenhuis onder de slangen in mijn neus kreeg gesnoven. Ik werd sentimenteel en dacht aan mijn tijd in Paraguay, toen mijn drugsgebruik nog creatief was en volledig onder controle. Ik mocht van dokter Goldman, na het betalen van de cheshbon, nog een uur blijven en besloot een nostalgisch verhaaltje ter lering ende vermaak en voor gansch het gezin te schrijven. Opdat ik niet vergeten word, godverdomme.
Ik zit in hotel Rosa crack te roken met een hoer. Ze heet Liz en heeft een bochel. Larry ligt een kamer verderop te neuken. Af en toe komt hij, met een handdoek om zijn lijf, mijn kamer ingestoven om ook crack te roken. Larry heeft geen geld. Ik heb zijn kamer betaald. Larry is een uitvreter maar ik ben knetterstoned en het interesseert mij nu even geen reet. Hij is waarschijnlijk net zo gierig als een vage kennis die altijd vol trots riep dat hij een jaar deed met een wegwerpscheermesje.
Liz ratelt aan één stuk door. Ze komt uit de Chacarita, de sloppenwijk die naast het presidentiele paleis begint en uitwaaiert langs de rivier. Ze zwetst met rollende ogen over haar kind. Zoon Lino is veertien, eveneens verslaafd aan de crack. Hij verzamelt ´s nachts straatafval en haalt daar blikjes en plastic uit. Die verkoopt hij per kilo aan een Braziliaan. Soms berooft hij toeristen in de buurt van de kathedraal, als er tenminste toeristen zijn, zucht Liz. Liz is allang blij dat ze niet hoeft te neuken of te pijpen. Ik ook. Ze is zo krom als een hoepel, mist de helft van haar tanden en zit onder de rode bulten die ze voortdurend openkrabt.
Ik liep met Larry over Colon toen we Liz tegenkwamen. Larry kent iedereen. Liz hing voor discotheek Tock Tock, samen met twee minderjarige meisjes in minirokken. Larry vroeg of ze crack had en ze begon te springen als een manke kikker. “Kom kom, ik weet een goed adres.” Larry en ik stommelden achter het spookje aan, in de richting van de haven, met in ons kielzog de twee meisjes in minirokken. Tussen het douanegebouw en de Plaza des Desaparecidos kropen we door het gat in een hek en kwamen in een geïmproviseerd dok terecht waar twee roestige boten in de steigers stonden. In het pikdonker stapte ik in de monding van een rioolbuis. De geur van mensenstront deed mij kokhalzen maar door de zucht naar crack liep ik door. We kwamen in een labyrint van krotten terecht. Het enige licht kwam van open vuurtjes. Ik kon met moeite de donkere silhouetten onderscheiden. Overal lagen lege flesjes caña en ander afval, met een stok hield ik de valse honden op afstand. Dit was de Chacarita, de sloppenwijk waar iedereen mij voor had gewaarschuwd. Ik heb op de meest krankzinnige plekken gescoord maar deze kon in mijn boekje. In Nederland bediende ik mij van een simpele truck. Als ik in een stad was waar ik geen dealers kende ging ik onmiddellijk naar de verkopers van de straatkrant, die in de regel voor het station stonden. Als er geen station was, ging ik naar de soepkeuken van het Leger des Heils. Tijdens het scoren vervalt ieder besef van tijd. Soms moest ik uren wachten op de dealer, als een hond die op zijn baasje wacht.
Liz verdween achter een vunzige lap stof die voor een houten krot hing en kwam binnen een minuut weer terug. Triomfantelijk balde ze een vuist waarin zich de ballen crack moesten bevinden. Als ik Nederland dope had gekocht, bewaar ik die ook altijd in mijn hand. Als ik dan werd aangehouden door de politie, kon ik de dope met een vluchtig gebaar wegsmijten. Ik kon het ook in mijn mond bewaren en doorslikken in geval van gevaar, maar dan liep ik het risico dat de plastic balletjes openscheurden in mijn maag. Het bijkomende probleem van deze methode was dat ik de volgende dag met een vork in mijn stront moest gaan poeren om de bolitas terug te vinden.
Als we terug zijn op Colon, roept Liz: “urbana, urbana”, en trekt mij aan mijn shirt. De twee minderjarige hoertjes, die ons op de voet waren gevolgd, vluchten weg maar de politie is in geen velden of wegen te bekennen. Liz duwt mij hotel Rosa in en grijnst: “zo, die twee putas zijn we mooi kwijt, gore parasieten, nu kunnen we tranquilo met zijn tweeën roken. Een van de twee jat ook nog eens als de raven. Ze wordt Chica Diez genoemd omdat ze haar klanten in tien minuten klaar laat komen. Het is een gore kankerhoer.” Ze gebaart dat ik de receptionist 30.000 guaranies moet betalen, nog geen vijf euro voor een uur. “ De receptionist geeft mij een vale handdoek en een stukje zeep in plastic maar ik gebaar dat dat niet nodig is.
Achter mij hoor ik eens de bulderende stem van Larry die ik helemaal vergeten was. Hij mij niet, en hij vraagt of ik zijn kamer kan betalen en het scharminkel naast hem. Ik zucht maar houdt mij in en geef met een zuur gezicht een paar verfrommelde flappen aan de Mennoniet. Uit een prullenbak vist Liz een leeg blikje en we stommelen de trap op naar de hotelkamer. In de kamer hangt een schilderijtje met een berglandschap en stromende beken. Om de lamp is een rode zakdoek gehangen. Liz vist een etui uit haar plastic zak van supermarkt Stock. Met een naald prikt ze gaatje in het blikje, dat ze vervolgens buigt. “Geef me eens as”, murmureert ze zenuwachtig. Ik tip de as van mijn peuk op de gaatjes. Voor 100.000 guaranies, zestien euro, heb ik 7 enorme ballen crack gekregen. Eén zo’n bolita alleen al zou in Europa vijftig euro hebben gekost. “Tel uit je winst”, denk ik, al gaat de helft in de versleten longen van Liz.
“Weet je zeker dat ik je niet even moet pijpen”, zegt Liz terwijl ze eerste bal crack verkruimelt.
“Laat maar zitten, schiet liever op met die dope”.
Ze zet het blikje tegen haar mond en neem een diepe hijs. Na een paar tellen blaast ze de rook met een triomfantelijke grijns in mijn gezicht en zegt half hoestend: “la bomba”.
De rook ruikt vertrouwd en er schieten honderden associaties en herinneringen door mijn hoofd. Ik pak met trillende hand het blikje en strooi de helft van de bal op de as. Ik hoor een stem in mij zeggen: “dit is het begin van het einde, stomme klootzak”, neem een diepe hijs en de crack knalt door mijn lichaam. Seconden later verkeer ik in een totale euforie.
Ik heb een uur onafgebroken zitten roken en er liggen nog 5 ballen op tafel. Liz ligt op apegapen in de stoel. Soms hijst ze zich op en grijpt ze in een reflex naar het blikje bier. Op de gang klinkt ineens lawaai. Ik hoor Larry schreeuwen, schiet naar het kijkgaatje in de deur. Op de gang worstelt Larry, helemaal naakt, met drie agenten. Hij schreeuwt dat hij onschuldig is. Ik ren naar de tafel en grijp het blikje en de ballen dope. Het blikje smijt ik naar buiten, de ballen trek ik door de plee. Maar de ballen verdwijnen niet. Godverdomme, ik raak in paniek. Op de deur klink gebonk. Ik vis de ballen uit de plee en prop ze in wc-papier. Nu lukt het wel. Liz ijsbeert door de kamer en roept luidkeels: “ wat heb je met die dope gedaan, cabron? Geef die dope godverdomme aan mij.” Het gebonk wordt steeds heftiger, stijf van de schrik en de crack schuifel ik naar de deur.
Het is steenkoud in de cel. Larry is bont en blauw geslagen door de Guardia Civil en zit naast mij te kreunen op de betonnen vloer. In de hoek ligt een jongen vredig op een paardendeken te slapen. Naast hem staat een emmer vol pis waar een drol in drijft. Mijn polsen zitten onder de rode striemen van de handboeien. De diender die ons naar de cel bracht, vertelde dat de knaap eerder op de avond iemand had doodgestoken. De hoer die Larry had liggen neuken was minderjarig. Prostitutie is legaal in Paraguay maar er zijn kennelijk toch fatsoensnormen. Het meisje was dertien en zwaar aan de crack. De man van de receptie had de politie gebeld. Larry verzette zich fel tegen zijn arrestatie, uiteindelijk stonden er 7 agenten in de hotelgang. Twee politiemensen snuffelden wat rond in mijn hotelkamer en babbelden op amicale toon met Liz. Die mocht vertrekken, ik werd in de boeien geslagen, zonder dat ze mij vertelden waarom. Ik protesteerde niet en stribbelde niet tegen toen ik werd afgevoerd naar het politiebusje dat voor het hotel stond, gadegeslagen en uitgejoeld door een enorme groep stomdronken nachtvlinders. Larry werd, slechts gekleed in een vunzige onderbroek, door de agenten in het busje gedragen. Hij kalmeerde pas nadat een agent hem rake klappen met een gummiknuppel had gegeven. We reden door de Estrella-straat naar de Chili-straat, waar zich het hoofdkantoor van de politie bevond. Ik was niet erg gerust over een goede afloop. Paraguay was een van de corruptste landen ter wereld en als ik koime, smeergeld moest betalen zou ik ernstig in de financiële problemen komen. Een vriendelijke agent begon met een vinger op een aftandse Remington te tikken. Nergens in het hoofdbureau was een computer te bekennen. Larry werd in een andere ruimte ondervraagd, af en toe brulde hij iets en kreeg hij een pets in zijn gezicht. Mijn gegevens waren na een half uur eindelijk opgetikt en werden samen met mijn paspoort in een plastic mapje gedaan. De vriendelijke agent had door mijn pas gebladerd en belangstellend naar de stempels van de Marokkaanse douane in Tanger gewezen. Godverdomme, dacht ik terwijl het klamme zweet mij uitbrak, straks denken ze dat ik een drugskoerier ben.
Nou, dat was het weer voor vandaag, lieve vrienden en vriendinnen. Binnenkort meer uit de oerwouden van Bolivia!
I LOVE YOU. DRUGS: JUST SAY YES!