Bij de Kriegsmarine wist men slagschepen voor vestzakken te ontwikkelen. Daar steekt ook het modernste zakgeschut van zandhazen nogal mager bij af. Wel is hun zakassortiment een stuk breder. En niet uitgestorven zoals het vestzakslagschip. Het zakgeschut kent twee hoofdfilosofieën. Opzet-granaten die door het geweer van de infanterist worden verschoten, en granaten die met een opzetwapen aan het geweer worden verschoten. Een dergelijke appendix zit typisch onder de loop van het geweer (assault rifle, AR). Soms is het een apart wapen, zoals de Amerikaanse M79. Een enkelschots donderbusachtige granaatlanceerder dat de US vanaf 1961 in gebruik nam. Zoals wel meer gebeurde met Amerikaanse hardware, het werd ‘groot’ in hun Vietnamoorlog. Daar werd de 40 mm munitie van dit wapen min of meer de standaard voor aanbouw-zakartillerie.
Duitse donderbussen vanaf 1580, een met schietbeker voor granaten (foto: wiki-Bayerisches Nationalmuseum, upload van Gun Powder Ma)
Geschiedenis
Losse ‘handkanonnen’ of -mortieren verschenen spoedig nadat vuurwapens hun intrede deden. Tegen 1600 bestonden ze al in vele soorten en maten. Ze verschoten echter zelden explosieve granaten. De lading bestond uit massieve projectielen of een wolk grove hagel. De ontwikkeling van chemisch-mechanische ontstekingsmechanismen, samen met de vervanging van buskruit door krachtigere explosieven, gaven het gebruik van handgranaten, en nadien parallel hiermee geweergranaten, vanaf ruwweg de tweede helft van de negentiende eeuw een nieuwe impuls. Het gooien en verschieten van beide kwam in de Eerste Wereldoorlog massaal op gang. Met vermoedelijk de nogal ‘agrarische’ Britse Mills bomb als meest bekende. De Mills bomb No.5 (765 gram) werd vanaf 1915 de standaard handgranaat van het Britse leger. Voorzien van een gewijzigde bodemplaat met inschroefbare (loop)steel, werd het als Mills bomb No.23 een geweergranaat. Af te vuren met een speciale gasdrukpatroon, een krachtigere ‘losse flodder’. Gezien de zware terugslag werd er niet vanuit de schouder gevuurd, maar op z’n mortiers, met de kolf op de grond. Er kon inaccuraat tot circa 150 meter vuur mee worden uitgebracht. Althans, als de schutter snel genoeg was.
De eerste versies waren potentieel vrijwel even gevaarlijk voor de schutter als voor de ontvanger. De borgpin en ontstekingsbeugel (7 seconden vertraging) waren hetzelfde als de handgranaten. Verwijder ze na het insteken in de loop en je had slechts luttele seconden om de granaat veilig af te vuren. De nogal loopslopende ‘rod’-versie werd spoedig vervangen door een iets minder slopende ‘cup’-versie. Met een op de loop te plaatsen schietbeker. Dit vormde een ultra korte schietbuis om zonder steel op gasdruk het projectiel te lanceren. De beker hield de ontstekingsbeugel vast tot het schot. De beker vergrootte het bereik eveneens tot circa 200 meter.
Mills bombs No 5, No 23, No 36 (foto: wiki, upload van J-L Dubois)
Verbreding van het arsenaal
De Britse Mills bomb mag dan vermoedelijk het bekendste oudje zijn, het waren de Fransen die in WOI reeds een slim systeem invoerden dat nog steeds gebruikt wordt. Hun 475 gram wegende 50 mm grenade à fusil VB werd eveneens vanuit een schietbeker verschoten, maar dit gebeurde met de standaard scherpe patronen voor het geweer. De kogel hiervan werkte zich door een buis in de granaat en nam zo de granaat mee. Daarnaast activeerde de passerende kogel de 7-seconden ontsteker. Een dergelijk systeem van bullit-trap of bullit-through wordt nog steeds gebruikt in geweergranaten. Franse soldaten steken momenteel bij hun uitzending naar Mali of de CAR 40 mm APAV-40 of iets zwaardere 58 mm AC-58 geweergranaten in hun zak. Soms letterlijk, want beide zijn telescopisch opvouwbaar. Ze kunnen zonder aparte opzetplug vanaf hun FAMAS geweren worden verschoten, waarbij de lichte 40 mm dual-purpose granaten naast een scherfwerking al pantserdoorborende eigenschappen bezitten (10 cm homogeen pantserstaal).
FAMAS met APAV-40 (foto: wiki, upload van Rama)
ENERGA/MECAR anti-tank oefengranaat Japan, hier de Nederlandse ‘scherpe’ Nr4 (foto: bewerking van wiki, upload van ‘Eigen Werk’)
De Tweede Wereldoorlog zag het massale gebruik van een derde systeem, de spigotgranaat, waarmee al tijdens het interbellum werd geëxperimenteerd. Krachtigere, meer gestroomlijnde projectielen werden niet vanuit een schietbeker maar vanaf een losse schiettap (opzetplug) op de loop verschoten. Ook een nog steeds gebruikt systeem. Zo’n opzetbare schiettap, of in modernere wapens de hiervoor geschikte standaard (22 mm) mondingsrem-vlamdemper, fixeert de granaat en geeft deze een geleiding voor een direct (rechte lijns) schootsbereik van typisch 75-150 meter.
Oudere typen zoals de tot in de negentiger jaren in Nederland gebruikte Zwitserse Energa (MECAR) anti-tank geweergranaten, werden nog met een aparte gasdrukpatroon verschoten. Elke 645 gram wegende granaat kreeg er twee bijgeleverd. Een voor de FAL en een voor de oudere Garand. Dienstplicht-veteranen die de juiste patronen gebruikten, en de terugstoot eveneens overleefden, kennen deze Energa als ATB Nr.4 (5). Om vanuit de schouder met een gelukkige treffer tot op circa 75 meter zo’n 250 mm vijandig pantserstaal te doorboren. In ‘mortierstand’ werd 300 meter ver geschoten. V
Meer geweergranaten bij R.C.A. Knip, die voor het Legermuseum dieper op de geschiedenis en ontwikkelingen ingaat. Ook boekje-pienter.nl weet ervan.
Titelfoto: WOI werp- en geweergranaten – verzameld door Gustaf B die bij forums.gunboards beschrijft wat het allemaal is.