Sinds jaren lijkt onderwijs weer een serieus onderwerp te worden bij de komende Tweede Kamerverkiezingen. In de afgelopen kabinetsperiodes stonden met name onderwijsbezuinigingen en ombuigingen centraal, die hebben geleid tot onsamenhangende maatregelen die de onderwijswereld danig op zijn kop hebben gezet. Het door Sander Dekker geïnitieerde Platform Onderwijs2032 moet ruimte maken voor een open discussie en de basis vormen voor het creëren van een duidelijke visie op ons onderwijs van de toekomst. De vraag is echter in hoeverre het onlangs gepresenteerde eindadvies van dit Platform als fundament kan dienen voor een dergelijk debat. Hoewel het eindadvies op een aantal punten interessante suggesties bevat, zijn er ook essentiële tekortkomingen die afdoen aan de impact van het rapport.
Allereerst is het op zijn minst opvallend te noemen dat het Platform zich lijkt te richten op een beperkte doelgroep die niet representatief is voor de leerlingpopulatie in Nederland. De kenmerken en vaardigheden die voor toekomstgericht onderwijs van belang worden geacht, zoals creativiteit en nieuwsgierigheid, kritisch denken, creëren, reflecteren en probleemoplossend vermogen, zijn hiervan een doeltreffende illustratie. Toevalligerwijs behoren deze kenmerken en vaardigheden veelal tot bestaande definities van hoogbegaafdheid of vereisen deze jaren van ontwikkeling en groei. Zijn dit de vaardigheden die we werkelijk voor alle leerlingen van belang achten?
Hoe zit het met leerlingen die, om wat voor reden dan ook, minder mogelijkheden hebben zich dergelijke vaardigheden in hoge mate eigen te maken? Wellicht zouden grotere inspanningen van het Platform om belanghebbenden uit het (V)MBO te betrekken bij de totstandkoming van het advies tot een uitgebalanceerder set aan kenmerken en vaardigheden hebben geleid. Het terugkerende gebrek aan aandacht voor de visie en mening van leerlingen en onderwijsprofessionals uit deze (allerminst kleine) onderwijstak is ons een doorn in het oog.
Ten tweede is de wetenschappelijke onderbouwing van het eindadvies gebrekkig en, waar wel aanwezig, eenzijdig of onduidelijk. Een belangrijk voorbeeld hiervan is het invoeren van Engels als kernvak vanaf groep 1 in het basisonderwijs. Hoewel het verwerven van een tweede taal uiteraard een aantal bewezen voordelen kent, bestaat in de literatuur geen consensus over de leeftijd waarop hiermee gestart moet worden. Het klakkeloos overnemen van dergelijke adviezen kan taalverschillen en ontwikkelingsmogelijkheden tussen kinderen juist vergroten. De stelligheid waarmee dit advies gebracht wordt lijkt dus niet op zijn plaats. Het is jammer om te zien dat het beeld van gebrekkige wetenschappelijke onderbouwing nog verder wordt versterkt in de presentatie van het eindadvies in de media. Ondoordacht gebruik van anekdotes en oneliners – bijvoorbeeld over het nut van ‘schoonschrijven’ – leidt niet enkel tot tegenstrijdigheden, maar heeft ook een (ongewild) grote impact op de beeldvorming en politieke besluitvorming over toekomstgericht onderwijs.
Kortom: als we echt stappen willen zetten voor het onderwijs van de toekomst, wordt het hoog tijd om meer gebruik te gaan maken van reeds beschikbare wetenschappelijke kennis. Het is van belang creatieve ideeën en suggesties vanuit alle hoeken van het werkveld hieraan te toetsen alvorens een advies uitgebracht kan worden. Dergelijke zorgvuldigheid mag verwacht worden wanneer het gaat om het onderwijs van onze kinderen. We roepen de politiek op de balans terug te brengen in het debat en actief bruggen te bouwen tussen wetenschap en onderwijspraktijk om een duurzaam en toekomstbestendig onderwijsbeleid te waarborgen.
Sietske van Viersen is orthopedagoog en promovenda Onderwijsleerproblemen & Onderwijsleerprocessen, UvA. Marjolein Zee is onderwijskundige en Post doc Onderwijsleerproblemen & Onderwijsleerprocessen, UvA. Britt Hakvoort is linguïst, docent Hogeschool Inholland en gastonderzoeker Onderwijsleerproblemen & Onderwijsleerprocessen, UvA.
Michel Rog (CDA) – Platform Onderwijs2032 neigt naar didactische nieuwlichterij