Vanaf de singel ziet het eruit als een festivalterrein. Een gratis grasveldje vol groepjes mooie, jonge mensen die ontspannen op dekentjes hangen. Of je nu met een fles rosé zit te kletsen met vriendinnen, op je buik met losgemaakte bikinibandjes bruin ligt te worden of zoenend om elkaars nek hangt: je bent er welkom. Het Utrechtse Lepelenburgpark is al jaren de favoriete hangplek voor studenten zonder tuin of balkonnetje. Het grasveldje ligt net binnen de stadsring en wordt aan één kant omarmd door het rustige water van de Maliesingel. Aan de andere kant loopt een klinkerweg met statige platanen en grote, vrijstaande herenhuizen. De frisgroene grasmat wordt regelmatig vers ingezaaid. Ingmar Hetyze schreef er nog een gedicht over. Ja, Utrecht zorgt goed voor haar golden boys and girls.
De studenten bewegen zo min mogelijk. Logisch, want ze zitten met honderden tegelijk, als een kolonie broedende Jan van Genten, op een lapje gras waar je gemakkelijk een voetbal overheen kunt schoppen. Marokkaanse jongetjes die in een hoekje tegen een plastic bal aan schoppen doen hun stinkende best om hun speelgoed niet in de hapjes van de jaarclubmeisjes te laten landen.
Corpsballen
Een clubje jongens in de rugbyshirts van het studentencorps strijkt neer in het gras met kratten bier. De jongen trekken direct hun shirts uit. Bierbuik naar voren, luidruchtig bellen met glanzende telefoons: of er stamgenoten bijkomen. De knappe blondines, waar de jongens niet geheel toevallig naast zijn gaan zitten, kijken de herrie even aan. Dan pakken ze hun spullen en gaan verderop zitten. De bravoure van de jongens daarna merkbaar in. Ze gaan zachter praten en ontdekken het slaapopwekkende effect van bier en zon.
Aan de noordkant van het parkje staan verveloze metalen ligstoelen. Eromheen is het gras kaal. De studenten mijden de plek. Een groep jongens met petjes, glimmende metalen kettingen en trainingspakken hangt er omheen, leunend op opgevoerde scooters en fietsen. Ze geven al blowend en boerend flessen drank door. Loeren met smeulende ogen van begeerte naar het kwaliteitsvlees in het gras. Voorgoed buiten hun bereik, maar dat weten ze nog niet. Zie ze wijzen met hun kin. Grinniken. Fantaseren.
Vuurtoren
Vanuit de singel klinkt gegil en gespetter. Twee bakvissen draaien stuurloos, driftig paddelend rond in een huurkano. Ze drijven onherroepelijk naar de kant en boren zich in de oeverbeschoeiing. Een ouder echtpaar in een motorbootje gooit een meertouw. Het duurt lang voor de meisjes het hebben gevangen, maar daarna gaat het snel. De man trekt kalm op en de meisjes zijn in no time weer vlotgetrokken. Ze ploeteren vrolijk gillend verder, op weg naar een volgende aanvaring.
Een kleutermeisje met vuurrode staartjes en sproetjes rijdt op een roze fietsje met zijwieltjes voorbij. Voorover gebogen over haar stuurtje, haar wieltjes knerpen in het zand van het wandelpad. Verderop in het gras zit haar moeder, ook al zo’n vuurtoren, met vriendinnen met plastic koffiebekertjes nauwlettend in de gaten te houden waar haar kroost heen kachelt.
Lepeltje lepeltje
Twee alternatieve jongens met dreadlocks, piercings en gitaarhoezen vol met stickers komen aangelopen. Ze gaan een beetje afgezonderd van de rest zitten en pakken hun instrumenten uit. Al gauw waaien er flarden gitaarmuziek over het gras. Ze spelen best goed.
De zon klimt rustig door de wolkenloze blauwe lucht naar beneden. Als hij achter de herenhuizen verdwijnt liggen de meeste parkgangers uitgestrekt op hun rug. Stelletjes genietend lepeltje lepeltje op hun kleedje. Het koelt langzaam af. Een brede, donkergroene deur in een herenhuis glijdt open. Een man in een jasje met glimmende knopen en een chokertje, het grijze haar romeins gekapt, duwt zichzelf in rolsstoel naar buiten. Hij rijdt zichzelf kordaat de klinkerweg over. Zijn glimmende schoenen hebben hagelnieuwe zolen: nooit gebruikt. Met een klein glimlachje rijdt hij langs de exuberante vertoning van jeugd en gezondheid naar zijn auto. Hij heeft een Jaguar, zij hebben het gras.
Zomer 1996