Dekt piraat het beroep van entrepreneur-zeerover, Hilfskreuzer, merchant raider, hulpkruiser en zo nog wat termen, stonden voor een stevig bewapend koopvaardijschip (deels) bemand door marinepersoneel. In het Duitse geval was hun taak de bestrijding van vijandelijke handelsvaart. Het soms buitmaken van koopvaarders in plaats van ze te vernietigen, gaven de scheepssoort en haar bemanningen een piratenkarakter. Wat verder versterkt werd door de gebezigde list&bedrog tactieken, inclusief het varen onder valse vlag. Duitsland was zowel in de Eerste- als de Tweede Wereldoorlog het meest succesvol in het gebruik van dergelijke raiders, bij hen aangeduid als Hilfskreuzers.
Van kaapvaart naar hulpkruiser
In 1856 kwam er met de Verklaring van Parijs grotendeels een eind aan de kaapvaart met officiële vrijbrief van een land. De bewapende koopvaarder verdween echter niet. Na de bouw van twee ‘officiële’ Russische exemplaren in 1877, vroegen Duitsland en Groot-Brittannië vanaf 1890 hun scheepswerven eveneens om koopvaardijschepen te ontwerpen die in oorlogstijd bewapend konden worden. Wat de categorie hulpkruiser opleverde. Andere landen volgden met soortgelijk aangepaste ontwerpen.
Duitsland testte het concept in 1895 grondig. Voor een vijftiendaagse proefperiode werd het passagierschip SMS Normannia van de Hamburg-Amerika lijn uitgerust met zes 15 cm kanons, twee 88 mm kanons en zes kleine 37 mm stukken. Daarnaast konden twee torpedoboten worden meegevoerd. Hoewel het schip ook nadien als Spaanse hulpkruiser nooit harde actie zag, leidde ze wel een spannend leven. Iets wat velen van de ‘soort’ en haar bemanningen te wachten stond.
SMS Möwe (foto: wiki, upload van Dr. Karl-Heinz Hochhaus)
De Eerste Wereldoorlog
In de Eerste Wereldoorlog zagen raiders en hulpkruisers vooral dienst onder Duitse en Britse vlag. Of welke vlag deze landen ook maar opportuun voerden. Met bijpassende uiterlijke camouflage. De Duitse Hilfskreuzers werden in WOI op zee een tweede plaag. De eerste waren de onderzeeërs* van de Kriegsmarine. Duitsland bouwde gedurende WOI zeventien schepen om tot Hilfskreuzers, waar het kapervak offensief mee werd uitgevoerd. Zoals door de SMS Möwe, de meest succesvolle Duitse raider van WOI én WOII (waarin ze niet als raider actief was). Ze vernietigde 180 duizend ton aan scheepsruimte, of maakte de schepen en ladingen buit. Ahoy vertelt haar verhaal.
Duitslands nummer twee was de SMS Wolf. Deze vrij trage (11 knopen) langeafstands raider was het breedst uitgerust. Ze beschikte over een hoofdbatterij van zes 15 cm kanons. Daarnaast had ze vier torpedobuizen en zo’n 400 mijnen aan boord. Meest opvallend, en instrumentaal voor haar succes en overleving, was het Friedrichshafen FF.33e watervliegtuig dat ze meevoerde tijdens haar 451 dagen durende strooptocht. De SMS Wolf kostte Duitslands tegenstanders 110 duizend ton aan scheepsruimte. Ook zij overleefde als een van de weinige in haar soort de oorlog, en stierf in 1931 een voor schepen natuurlijke dood onder de sloophamer. De SMS Möwe was een bruter lot beschoren. Na interbellum omzwervingen werd ze in WOII als Oldenburg een Duits vrachtschip, om net op het randje op 7 april 1945 door RAF Bristol Beaufighters voor de Noorse kust in brand te worden geschoten, waarna ze zonk.
Bouwde Duitsland er ‘slechts’ zeventien, op Britse scheepshellingen werden tegen de zeventig schepen omgebouwd tot Armed Merchant Cruiser (AMC). De meeste met een (konvooi) verdedigende taak of als blokkadeschip. Soms ontmoetten de Duitse en Britse varianten elkaar. Zoals in februari 1916. Toen kreeg de met vier 15 cm kanons uitgeruste SMS Grief het aan de stok met de zes gelijkwaardige 6 inch kanons van de AMC Alcantara. Een ontmoeting op de Noordzee die beide schepen niet overleefden, hoewel er meer Royal Navy voor nodig was om de Grief haar coup de grâce te geven. Het meest opvallende vijandelijke treffen tussen hulpkruisers vond kort na het uitbreken van de oorlog plaats. In september 1914 nabij het Zuid-Atlantische Trinidade.
Daar kwam volgens een van de feitenrelazen de als SS Carmania Cunard Liner gecamoufleerde Duitse hulpkruiser SMS Cap Trafalgar, een Britse AMC tegen. Zijnde, de echte SS Carmania. Uitgerust met acht 4.7 inch (12 cm) kanons, waar de Cap Trafalgar twee iets verder dragende 10.5 cm kanons en zes pom-poms tegen in stelling kon brengen. Na een kort moment van verwarring over wie wat was, begon het schieten. Tachtig treffers op de (echte) Carmania later, en zo’n vierhonderd inslagen op de Cap Trafalgar verder, maakte de Duitse raider slagzij over bakboord om nadien te zinken. Het merendeel van de Duitse bemanning kon het navertellen. De leegte van de Zuid-Atlantische oceaan zou vaker strijdtoneel worden in beide wereldoorlogen. En nadien.
SMS Cap Trafalgar versus AMC Carmania (foto: wiki, doek van Charles Dixon 1923, upload van Auqitania)
Was de moderne klinknagelnieuwe, slechts een half jaar oude Cap Trafalgar raider niet succesvol, een andere bewapende Duitse raider had de mogelijkheden reeds bewezen. Ondanks dat ook dit schip verloren ging. Het tweehonderd meter lange, 24 duizend ton metende passagierschip SMS Kaiser Wilhelm der Grosse blies zichzelf in augustus 1914 voor de kust van West-Afrika op nadat ze alle munitie voor haar zes stukken 10.5 cm had verschoten op de Britse kruiser (een heuse) HMS Highflyer, die op haar jaagde. Voor ze er zelf een einde aan maakte had ze kans gezien om drie schepen tot zinken te brengen. Nog netjes door eerst de bemanning over te nemen. Nog netter was het laten gaan van twee passagiersschepen vanwege de vrouwen en kinderen aan boord. De Hun gedroeg zich niet altijd als een barbaar.
De bemanning van het zusterschip van de Kaiser Wilhelm der Grosse, de SMS Kronprinz Wilhelm, gedroeg zich even hoffelijk bij het buitmaken of tot zinken brengen van vijftien koopvaarders. Een klap voor de geallieerden van 56 duizend ton aan scheepsruimte. Haar kapercarrière eindigde in 1915 toen ze met een half verhongerde en zieke bemanning Newport News in Virginia binnenliep, waar de bemanning geïnterneerd werd. Het schip voerde nadien de Amerikaanse vlag, en werd een troepentransportchip. Onder de mogelijk ietwat verwarringstichtende naam USS Von Steuben.
Wellicht de meest opvallende Duitse hulpkruiser in WOI was de SMS Seeadler. Gezien haar uiterlijk, een driemaster windjammer, haast een klassiek piratenschip. Niet van hout, maar in 1878 gebouwd in staal, met een lengte van 83 meter en een waterverplaatsing van 4500 ton. Aanvankelijk alleen zeilend, kreeg het in 1915 als kaper een forse 900 pk diesel hulpkar om ook bij een verkeerde windrichting tegen de 9 knopen te lopen. Twee lopen in kaliber 10.5 cm konden vanuit verborgen opstellingen naar buiten worden gedraaid. Tussen december 1916 en augustus 1917 wist de Seeadler onder commando van kapitänleutnant Felix Graf von Luckner zestien schepen te kapen of tot zinken te brengen (30 duizend ton).
SMS Seeadler (foto: www.kaiserliche-marine.de)
Hoewel de geallieerden de Seeadler niet te pakken kregen, eindigde ze wel als wrak. Op een rif in Frans Polynesië. Een storm werd haar fataal. Von Luckner en de overgebleven bemanning kaapten vervolgens twee kleine Fransozen, en maakten nieuwe lange tochten op de Pacific, waar ze een gevaar bleven tot de bemanning van een Nieuw-Zeelands patrouilleschip ze eindelijk gevangen nam op 21 december 1917. Von Luckner bleef na de oorlog een roemruchte (zee)avonturier. Zijn latere nazi-connecties maakten dat het ruchte, de roem wat overschaduwde.
* De U-boot plaag leverde nog een categorie bewapende koopvaarders op (WOI en WOII). De Q-ships, met een verborgen bewapening. Door er onschuldig uit te zien hoopte men er U-boten mee naar de oppervlakte te lokken, waarna het verborgen geschut in actie kwam. Daar raiders hun bewapening soms ook camoufleerden, lijken ze op elkaar.
Titelfoto: Duits 10.5 cm SK L/40 kanon. Niet aan boord van een echte raider, maar aan boord van de Graf Goetzen in de baai van Kigoma op Lake Tanganyika (circa 1916). Waar ze nog steeds vaart. Het laatste schip van de Keizerlijke Marine (foto: wiki–navweaps.com, upload van Gonzosft).