Stelt u zich eens voor. Er zijn verkiezingen. Er worden allerlei leugens verspreid. Zo beweren bepaalde aanstormende Europarlementariërs dat ze allerlei dingen waar ze niets over te zeggen hebben zullen regelen voor de kiezer in Brussel. Zoals lijsttrekkers die claimen eigenhandig de eurocrisis te hebben bedwongen, of de dreigende oprichting een Europees leger voor de poorten van de hel hebben weggesleept. Of wat dacht u van banen die naar Nederland te halen zijn? Ook al heeft het Europarlement slechts een adviserende rol bij buitenlands- en veiligheidsbeleid, fiscaal beleid, familierecht, eurobeleid en het werkgelegenheidsbeleid – toch deden alle lijsttrekkers van de Nederlandse politieke partijen in 2014 (en voorgaande jaren) dit heel anders voorkomen. Alsof zíj het allemaal regelden.
Zijn de afgelopen Europese verkiezingen door deze campagne-leugentjes om bestwil minder geldig? Zijn de nationale verkiezingen minder legitiem omdat er een zekere partij besloot om volledig kermisklantte gaan en 1000 euro aan iedere burger beloofde? Toch is popiejopie- campagnevoering ineens wél een drama zodra het gaat om het eerste raadplegend referendum. Raar.
Stelt u zich eens voor. Er zijn verkiezingen. Er komt een minderheid van de kiezers opdagen. Zo zweeft de opkomst voor de verkiezingen van het Europarlement sinds de Val van de Muur gemiddeld rond de 35 procent. Zijn de afgelopen Europese verkiezingen hierdoor minder geldig? Is het instituut Europarlement hierdoor direct overbodig, omdat tenslotte gemiddeld 65 procent van de burgers er niet over stemt? Nee, natuurlijk niet. Gemiddeld 30 procent is toch al snel 40 zetels, zo ongeveer het mandaat van regeringspartij VVD en premier Rutte (hoi!). Niemand die aan zijn handtekening onder verdragen twijfelt, ook al zit hij er dankzij “maar” 4 miljoen mensen van de 17. De (al dan niet strategische) thuisblijvers dienen in het eigengemaakte bedje te liggen. Zoals Plato al waarschuwde: “De straf voor het niet participeren in de politiek, is bestuurd worden door je minderen.” Het is als niet meedoen aan de Postcode Loterij, en achteraf zeiken en naar de rechter stappen omdat je Flodder-buurman wel heeft gewonnen en je dit uitgerekend hém niet gunt. Want jij weet het niet alleen beter, je bént natuurlijk ook gewoon beter.
Het is mede daarom niet zo heel vreemd dat na de uitslag van het raadgevend referendum de zure bommen je om de oren vliegen. Het was in-tens genieten afgelopen week. Want waar een stem met een negatieve motivatie prima is zolang deze “tegen Wilders” of “tegen populisme” is, wordt de massale tegenstem van afgelopen week direct gepsychologiseerd als een “giftige cocktail van rancune, woede, wantrouwen en angst”. Toe maar! Waar bij een stem op een politieke partij niemand zeurt over de uiteenlopende motivaties (1000 euro, een rollator voor oma, geen cent meer naar Griekenland, iedereen in de omgeving stemt partij X, en ga zo maar door), bestaat sinds afgelopen week ineens de onverklaarbare behoefte om volledig vivisectie te gaan op de “nee”-stem.
De winst van het eerste raadgevend referendum is dat politici – die zelf ook hebben toegegeven voor een verdrag gestemd te hebben wat ze niet hebben gelezen – werden gedwongen om hun handtekening aan de burger te verdedigen. De winst van het eerste raadgevend referendum is dat geïnteresseerde burgers zich konden informeren over Europese en Nederlandse politieke bevoegdheden via artikelen, discussiebijeenkomsten en debatten. Maar de grootste winst van het eerste raadgevend referendum is dat burgers voor het eerst sinds 2005 weer directe inspraak op Europese besluitvorming hebben gekregen. Het is alleen te hopen dat hun mening ditmaal wél serieus genomen wordt.
De overwegend zure reacties uit het regeringsgezinde kamp doen voor het ergste vrezen.