Op de vijfde dag van mijn skivakantie registreerde ik de volgende merkwaardige gevoelens: ‘Lekker! Even helemaal geen islam meer’. Ik was genesteld in de boezem van een ver weg verscholen idyllisch besneeuwd Oostenrijks dal, waar ik een week lang verwend werd in een zalig hotel met vriendelijk personeel (‘Grüß Gott’), een uitstekende keuken en een ontspannende welness. Op de piste ben ik de aller- allerlangzaamste, maar men zegt mij dat mijn techniek goed is en ik ben, Goddank, dan ook geen één keer gevallen.
Maar denker als ik ben begon ik de oorzaken te analyseren van het opluchtende gevoel even helemaal niets meer met de islam van doen te hebben in dat verre Oostenrijk. En omdat ik van mening ben dat politieke correctheid de doodsteek van elke opinion maker is maak ik van deze voor mij wat tegenstrijdige hartgevoelens geen moordkuil.
Punt is, volgens mij, dat ik in mijn diepste wezen lijd aan nostalgie naar een Nederland dat er niet meer is -en misschien ook wel nooit was, maar dat is kenmerkend voor nostalgie- en dat ik het zo betreurenswaardig vind dat we in Nederland de met zo veel moeite en strijd verworven rechten voor vrouwen en homo’s en de terugdringing van confessionele machten opnieuw moeten voeren, deze keer omdat een nieuwe religie, de islam, op het Nederlandse maatschappelijke toneel verschenen is.
De jaren ’60 en de erop volgende decennia worden gekenmerkt door die strijd voor emancipatie en de resultaten moeten gekoesterd en beschermd worden. En wilden we als maatschappij op onze lauweren gaan rusten, dat was ons niet gegeven. Er moest opnieuw op de barricaden geklommen worden om de nieuwe islamitische Nederlanders te verstaan te geven hoe Nederland tegen met name vrouwen- en homorechten aankeken.
Ik behoor niet tot die mensen die vinden dat de islam hier niet hoort en dat moslims allemaal weg moeten. Integendeel, tegen demografische ontwikkelingen doe je weinig en ik accepteer die realiteit. Bovendien zie ik in de massale aanwezigheid van moslims in Europa een grote uitdaging: democratische waarden uitdragen en ernaar leven.
Maar vermoeiend vind ik het wel en ik begrijp dan ook de nostalgische verlangens van iemand als Thierry Baudet naar die Europese natiestaat die Nederland ooit was. Ik begrijp de gesprekken op de verjaardagen waar met weemoed wordt gesproken over de jaren ’60 en ’70 toen de emancipatie definitief vorm kreeg en de jaren ’90 toen er abrupt een einde kwam aan de macht van het CDA. En ik begrijp en deel de irritatie en boosheid van mensen als ze moslims hier te lande horen zeggen dat vrouwen gelijkwaardig zijn maar niet gelijk of, nog erger, dat homo’s van hoge flatgebouwen moeten worden gegooid.
De dag nadat ik genoemde gevoelens registreerde ging ik weer de pistes op. De koffie, in mijn geval heiße Schokolade mit Schlagsahne gebruikten we altijd in een gemütliches Café. Er was weer iets wat me opviel. Buiten het café stond een Christus aan het kruis hangend houtwerk in de vorm van een kapelletje. Ik vind het altijd een naar gezicht. Gaten in handen, voeten en zijde en dat zo maar midden in de publieke ruimte, in dit geval de piste. Stel, ik denk nu eenmaal veel na, dat de Romeinen Christus indertijd hadden opgehangen aan de galg, dan zou de Rooms Katholieke Kerk nu overal versierd zijn met galgen en een bungelende Christus. Zie je het voor je?
Opeens was ik weer terug in een andere realiteit. Met het christendom is in het verleden en feitelijk tot op de dag van vandaag ook een strijd gestreden om de positie van vrouwen en homo’s. En de Kerk heeft bepaald geen onbezoedelde handen. De illusie van het ver-weg-van-het-islamdebat raakte verstoord. Religie is overal, zelfs daar hoog op de pistes. Ik verzet me niet tegen religie. Ik denk dat religie belangrijke menselijke waarden kan koesteren en stimuleren, maar religie moet haar plaats wel weten. Wordt zij oppermachtig, dan is het gedaan met veel vrijheden.
Enfin, zo verdwenen mijn nostalgische gevoelens. Ik vond het niet erg. Ik schakelde mijn denkapparaat, zo ver mogelijk, uit en besloot onvervaard gewoon door te gaan Gods eigen besneeuwde hellingen af te skiën, te genieten van de grootsheid van Zijn natuur, de stilte in de mist en de sneeuw, en de relativerende gedachte dat het geheim van het leven zit in tolerantie en elkaar vrij te laten. En dat elke religieuze of niet religieuze kracht die zich daar tegen verzet, op mijn kritiek en tegenstand kan rekenen.