Om nu te zeggen, dat de tekst uitblonk door fijnbesnaardheid en fantasierijkheid: nou nee. Of dat hij geestig was. Het was, wat de anaal-animale woordkeus betrof, meer alsof Theo van Gogh postuum alsnog ook in Duitsland school had gemaakt, in omkering van de bekende apocrieve uitspraak van Heine dat in Nederland alles vijftig jaar later gebeurt. Kortom: een gemiste kans. Terwijl Erdogan natuurlijk schreeuwt om een echt rake parodie, in de geest van Chaplins Great Dictator.
Wat dat betreft zat er al wat meer muziek in dat spotliedje Der Boss vom Bosporus, waarmee het allemaal begonnen was. Maar juist met zijn verkrampte reactie daarop lokte de Boss natuurlijk wel min of meer zèlf de provocerende act van tv-cabaretier Jan Böhmermann uit.
Majesteitsschennis – want zo moeten we, gezien de furieuze reactie en het pasja-achtige gedrag van Erdogan diens kijk op de gebeurtenissen interpreteren – vormt voor democratieën, die beweren de vrijheid van meningsuiting en de gelijkheid voor de wet hoog in het vaandel te hebben staan, een heikel thema. Hier valt het dan dus ook nog met de belediging van een bevriend staatshoofd samen.
Nu zegt dat laatste niet zoveel. Een bevriend staatshoofd is namelijk formeel iedereen met wie wij niet uitdrukkelijk in oorlog zijn. Daar vallen dus ook heel wat onfrisse figuren onder, Poetin, Assad en Kim III van Noord-Korea inclusief. Tot 1940 was ook Hitler een ‘bevriend staatshoofd’, en dienovereenkomstig stuurde koningin Wilhelmina nog een jaar eerder na een mislukte moordaanslag op de Führer een felicitatietelegram naar Berlijn, en was wéér twee jaar eerder bij het huwelijk tussen Juliana en Bernhard gewoon het Horst Wessellied gespeeld.
Alleen dat hoofdafhakkerskalifaat doet nu niet met de bevriende staatshoofden mee, daarmee zijn we niet bevriend. Daar denkt die zelfbenoemde kalief overigens precies eender over, dus dat houdt het overzichtelijk. En van enige lelijke woorden aan het adres van andere staatshoofden is hij ook niet vies, wat dat betreft is het gelijkspel. Alleen vrees ik dat zijn gevoel voor satire wat onderontwikkeld is.
Majesteitsschennis: in Thailand kon je voor jaren in het gevang belanden als je al een ongepaste opmerking maakte over de tuttige lievelingshond van de innig met de Oranjes bevriende koning Bhumibol, en onder Lodewijk XIV gold het zelfs als majesteitsschennis wanneer men al het portret van de koning de rug toekeerde.
Ook in Nederland hebben we natuurlijk in het verleden wel eens wat gedoe rond beledigingen van eigen en andermans staatshoofd gehad – van Koning Gorilla tot Johnson Molenaar. En dan was er nog dat ‘Fuck de Koning’ bij de Zwarte Piet-protesten van eervorigjaar, dat zelfs tot politie-ingrijpen leidde. Maar het desbetreffende wetsartikel lijkt nu zijn langste tijd toch wel te hebben gehad. Terecht worden er nu inderdaad eindelijk in de Tweede Kamer stappen genomen om het als uit de tijd te schrappen.
Er bestaat geen reden om inzake laster en beledigingen onderscheid tussen burgers en staatshoofden te maken. Dat vindt Merkel in feite eveneens: ook zij wil nu de wet veranderen, waarbij Böhmermann dan wel als het verdronken kalf fungeert dat tot demping van de put leidt. Overigens is het de vraag, of het nu ook, gezien het evident satirische gehalte van de gewraakte passages, tot een veroordeling komt – en in dat geval krijgt Der Boss vom Bosporus een nuttig lesje over de rechtsstaat die hij thuis steeds meer ontmanteld heeft.
Bij zo’n proces zal zeker onderscheid gemaakt worden tussen laster en belediging. Op Böhmermanns constatering dat Erdogan militair op Koerden jaagt, valt feitelijk weinig af te dingen. En te stellen dat hij seksueel op kinderen (of geiten) jaagt, is dermate lachwekkend, dat de rechter dit als onserieus af zal doen – tenzij, natuurlijk, er wèl een grond voor zo’n beschuldiging zou bestaan…
Juist gezien het absurde karakter van die beschuldiging had Erdogan natuurlijk gewoon zijn schouders moeten ophalen. Elke normale westerse politicus zou dat ook doen. Maar Erdogan zit duidelijk niet zo in elkaar. Bij hem doet zich een fenomeen voor dat we wel vaker bij autocraten zien: het onvermogen zichzelf te relativeren en dus om bespotting gewoon te negeren.
Integendeel: al meer dan duizend mensen hebben in Turkije zélf een proces aan de broek vanwege belediging van de Turkse president en (daarmee) van de Turkse staat en natie. Want bij Erdogan valt, zoals bij veel potentaten, inmiddels het eigen opgeblazen ego samen met het land dat hij regeert.
Nu is een opgeblazen ego op zich niet voorbehouden aan autocraten. Ook Donald Trump kan er wat van. Al die met zijn naam getooide wolkenkrabbers zijn in feite één grote erectie, en dat bij hem in dat opzicht een gevoelige snaar te beroeren valt, bewees Marco Rubio door de omvang van zijn geslachtsdeel te relateren aan die van zijn handen. En mocht Trump president worden, dan staat ons nog heel wat haantjesgedrag te wachten, niet minder dan bij Erdogan.
Belangrijk verschil is echter dat voor de Amerikanen de eer van de natie minder samenvalt met de persoon van de president. Want het meest opvallende aan de kwestie is niet dat Erdogan nu een proces beginnen wil, maar dat zijn meeste landgenoten hem daarin steunen. Daarin komt een vorm van virulent nationalisme en nationale trots tot uiting dat wij zo niet (meer) kennen en tezijnertijd ook voor een eventuele Turkse toetreding tot de EU een forse drempel opwerpen zal.
Dergelijke overgevoeligheid is extra sterk in landen die zich tamelijk eenzaam voelen, omdat ze etnisch, historisch en/of linguïstisch op zichzelf staan en amper verwanten hebben. Het geldt ook voor bijvoorbeeld Hongarije of Israël, maar in het geval van Turkije is dat wel heel sterk, en dat verklaart vast mede de heftige reacties uit Ankara op elke ridiculisering van Erdogan nu.