Arie had een droom. Johan Cruyff ontmoeten, zijn held. Dus toog de Oost-Groninger naar het trainingskamp van Barcelona in Drenthe, met een stapel foto’s onder zijn arm van de Verlosser. Hij zou en moest met Cruyff in contact komen.
In een reportage van Studio Sport zie je Arie op Cruyff afstappen die een afwerend gebaar maakt. Te druk, geen tijd. Arie druipt af, want Arie is er niet de jongen naar die tegen zo’n grootheid durft te ageren. Arie werkt op de sociale werkplaats, dus is toch al niet de mondigste in beroemd gezelschap.
Als item-regisseur voor het AVRO-programma ‘Revanche’ in de jaren negentig maak ik Arie’s droom waar. Mijn eindredacteur, Ivo Niehe, belt met Cruyff en zijn toenmalige rechterhand Tonny Bruins Slot. We mogen komen. Bij Arie thuis beginnen we al te filmen, het afscheid van zijn ouders valt hem zwaar. Nooit in de Randstad geweest, laat staan op Schiphol. Nooit gevlogen, nooit gelogeerd in een hotel, laat staan in Barcelona. Waar ligt Spanje eigenlijk?
Op zondagavond komen we aan en checken we in in een hotel, op een steenworp van No Camp, de thuisbasis van Barcelona, waar Cruyff de trainer is. Aan het ontbijt staart Arie in de ogen van een aantal Barcelona-spelers en ternauwernood kunnen we hem behoeden voor een flauwte. Mijn God, het echte feest moet nog beginnen.
In een leeg stadion laat ik Arie en Cruyff naar elkaar toe lopen. Dertig jaar wachten op een met posters en video’s overladen Ajax-jongenskamer wordt beloond. Cruyff is in de allerbeste stemming, want de dag ervoor heeft zijn team gewonnen. Hij beantwoordt zelfs vragen over de dood van zijn vader en zijn eigen hartaanval. Tot mijn grote verbazing blijft Arie overeind en als toetje nodigt Cruyff hem uit in de catacomben van het stadion voor een bezoek aan het museum, met de schoenen van Koeman in de vitrine.
‘Johan, logisch is anders’, begint exact in de periode waarin ik met Arie op stap ging. ‘Toegankelijk, journalistiek historisch drama’ noemt regisseur Pim van Hoeve zijn serie, in navolging van zijn series over Beatrix, prins Bernard, Freddy Heineken en Vincent van Gogh. Niet louter amusement, maar ook de keerzijde van Cruyffs gouden medaille. ‘De mens achter de mythe’. Volgens de regisseur een dramatisch personage om te verfilmen en dat is heel goed te zien in de eerste aflevering.
Qua beeld, aankleding, oude fragmenten en muziek, geen commentaar. Maar als je scenario nog geen greintje emotie of spanning in zich heeft, red je het niet met The Beach Boys, Jimi Hendrix of met My Generation van The Who. Het angstvallig oproepen van een tijdsbeeld zonder sterke dialogen en overtuigend acteren, levert louter kijkplezier op naar historische beelden, maar die kennen we uit den treure.
Het meest schrijnende en letterlijk overgenomen uit het amateurtoneel van het plaatselijke gezelschap is Johan aan de hemelpoort. Hoe voorspelbaar kun je zijn? Cruyff in gesprek met Petrus, een stijlvorm die moet leiden tot flashbacks en een reconstructie van episodes uit het leven van Cruyff. Knullig, beklijft niet en leidt af. Net zoals de talloze intermezzo’s met vertraagde beelden, die thuis heroiek moeten oproepen, maar die beleef ik pas als ik in de huid van de hoofdpersonen kan kruipen.
‘Een paar minuten heb je het gevoel dat je met een acteur te maken hebt, maar dan kijk je naar de echte Cruyff’, is de verantwoording van Van Hoeve voor zijn hoofdpersoon, Reinout Scholten van Asschat, hij speelt de jonge Cruyff. Qua postuur, look en uitstraling komt Van Asschat inderdaad in de buurt van de echte icoon, maar hij lepelt teveel de legendarische oneliners op van de Verlosser. Alsof hij vlak vóór de opname nog het boekje met uitspraken van de oud-Ajaxcied heeft geraadpleegd.
Ook ‘Michels’, de trainer, laat weliswaar een overdaad aan vet Amsterdams horen en zien, maar is niet geloofwaardig als substituut van het echte personage. Misschien is het kaliber van Cruyff wel nooit waarheidsgetrouw te visualiseren, omdat de echte werkelijkheid van Johan ook nooit via andere, journalistieke wegen is blootgelegd.