Over het semantisch argument van Emanuel Rutten

04-05-2016 15:24

Enkele weken geleden publiceerde Emanuel Rutten op TPO een argument met een op het eerste gezicht vreemde conclusie. Voor velen zal de vreemdste hiervan zijn dat, volgens het argument, het onmogelijk is dat de natuurkunde ooit ‘klaar’ is. Beter gezegd, het is onmogelijk dat we ooit een natuurkundige theorie vinden die alles verklaart wat we willen verklaren. Er zijn echter nog een hele hoop meer vreemde conclusies. Over het algemeen, alles wat geformuleerd kan worden als ‘Alles is …’ is onwaar. Als Rutten’s argument klopt, hebben we in ieder geval voor de natuurkundigen heel slecht nieuws.

Rutten geeft duidelijk aan dat zijn argument filosofisch van aard is, dus laten we er dan ook grondig filosofisch doorheen spitten.

De filosofie zoals die op universiteiten te vinden is tegenwoordig staat helaas ver bij het algemene publiek vandaan. Ik hoop dan ook dat door een inkijkje te bieden in hoe er in de academische wereld wordt omgegaan met dit soort argumenten er een beter beeld komt van de academische filosofie.

Ik begin met Rutten’s begrip ‘eigenschap’, om daarna in te zoomen op de premissen van zijn argument.

‘Eigenschappen’

Voordat ik begin met de drie premissen van Rutten’s argument, is het heel belangrijk duidelijk te zijn over de vraag wat een ‘eigenschap’ is. Volgens Rutten is iets ‘alleen een eigenschap als het mogelijk is dat iets die eigenschap heeft, en mogelijk is dat iets die eigenschap niet heeft’. Dus, gelijk zijn aan jezelf (een eigenschap die iedereen heeft) is volgens Rutten helemaal geen eigenschap.

Rutten mag uiteraard zelf bepalen hoe hij het woord ‘eigenschap’ wil gebruiken. Maar wat hij niet mag doen, is het woord ‘eigenschap’ gebruiken op een manier die heel anders is dan de manier waarop de mensen die hij aanvalt (zoals de natuurkundigen, materialisten, etc.) het gebruiken. Tenminste, zolang hij wil dat zijn argument geldig is voor die posities, kan hij niet een argument geven voor iets wat er qua woorden op lijkt, maar door de afwijkende definitie toch heel anders is.

Filosofisch gebruik van ‘eigenschap’

Hoe gebruiken de andere filosofen ‘eigenschap’ dan? In ieder geval heel anders dan Rutten dat doet. Voor zover ik weet, zijn er geen andere filosofen die ‘eigenschap’ op zijn manier gebruiken. Denk zelf maar even: is ‘een rond vierkant zijn’ qua vorm heel anders dan ‘een vierkant zijn’? Het lijken beiden het soort ding te zijn waarvan je kunt zeggen dat het wel of niet toepasbaar is op een bepaald object. Je kunt zeggen ‘dat is een vierkant’, en evengoed kun je zeggen ‘dat is een rond vierkant’. En toch is het onmogelijk dat er zoiets bestaat als een rond vierkant, dus is ‘een rond vierkant zijn’ geen eigenschap volgens Rutten. Precies het omgekeerde geldt voor ‘gelijk zijn aan jezelf’; dit lijkt alleen op een eigenschap, alleen is het dat volgens Rutten niet.

Hier hebben we al een eerste reden om te twijfelen aan de conclusie van Rutten’s argument. De materialist, en alle andere mensen die iets zeggen in de vorm ‘alles is …’,  kunnen simpelweg beweren dat ‘…’ geen eigenschap is. Materieel zijn, omdat het volgens een materialist onmogelijk is dat iets dat niet is, telt niet mee als eigenschap als we Rutten’s woorden gebruiken. Ze noemen het ‘eigenschappen’, maar dat komt alleen omdat ze ‘eigenschap’ bedoelen in de ruimere zin die ik net besprak.

Rutten’s argument zegt alleen iets over eigenschappen zoals hij ze definieert en dus helemaal niets over ‘materieel zijn’ zoals de materialist dat voor ogen heeft. Net zo min zegt het iets over een universele natuurwet, of over fysicalisme en naturalisme.

In principe kunnen we hier ophouden omdat Rutten’s schokkende conclusie dus eigenlijk alleen maar komt door het gebruiken van dezelfde woorden, maar dan met een andere betekenis. Maar, zoals de meeste filosofen, denk ik dat het beter is alle problemen naar boven te halen die ik kan zien. We gaan dus door naar de eerste premisse van het argument.

Eerste Premisse

De eerste van de drie premissen van Rutten’s argument, is dat alles wat er is, bestaat. (Voor de leek: waar dit naar verwijst is een technisch ding binnen de filosofie. We zeggen vaak dingen als ‘Er is een laptop in mijn kantoor’ of ‘Er is een getal groter dan drie’. Wat Rutten beweert, is dat als zo’n zin waar is, dat dan ook betekent dat al hetgene wat er is, per definitie bestaat in de wereld. Dus dan bestaat er ook een laptop, en dan bestaat er een getal wat groter is dan drie.)

Quine’s criterion

Op zich klinkt het heel logisch om te denken dat alles wat er is ook bestaat. Het is iets waar filosofen het lange tijd over eens waren. Helaas voor Rutten geldt dit niet langer. De laatste 10 à 15 jaar is er een groot debat gaande over of deze stelling (bekend als Quine’s criterion) wel klopt.

Voor de geïnteresseerde is hier een goede, maar mogelijk wat lastige, samenvatting van dat debat.

Rutten komt dus niet meer weg met de claim dat zijn premisse waarschijnlijk geldig is. Door de controverse is dit iets waar nu actief voor geargumenteerd moet worden en in het artikel waar ik naar verwijs kan men ook een idee opdoen over hoe dat zou kunnen. Ik wil dus niet beweren dat de eerste premisse perse onjuist is maar enkel dat deze premisse op losse schroeven is komen te staan doordat het tegenwoordig zo controversieel is.

Tweede en derde Premisse

Misschien dat dit nu komt als een verrassing, maar ik heb niks tegen de tweede premisse. Het idee dat woorden zowel een verwijzing (bijv: ‘Nederland’ verwijst naar het land) hebben als een betekenis is vrij algemeen aanvaard.

Voor de geïnteresseerde, zie bijvoorbeeld hier.

De problematische status van ‘verwijzingsverzameling’

Rutten’s nieuwe begrip ‘verwijzingsverzameling’, waar zijn derde premisse op focust, is echter verre van onproblematisch. (Als achtergrond: de ‘verwijzingsverzameling’ van een term hangt af van of het een simpele term is (een naam voor een individu, eigenschap, etc.) of een complexe term (iets dat is opgebouwd uit meerdere woorden). De ‘verwijzingsverzameling’ van een simpele term is gewoonweg de verwijzing van de naam. Dus, de verwijzingsverzameling van ‘Nederland’ is het land Nederland en de verwijzingsverzameling van ‘Barack Obama’ is Barack Obama. Maar de verwijzingsverzameling van een complexe term is de verzameling die je krijgt door alle verwijzingen van de delen van de term bij elkaar te stoppen. Dus, de verwijzingsverzameling van ‘blauwe auto’ is de verzameling van alle blauwe dingen, én alle auto’s. )

Wederom, Rutten is natuurlijk geheel vrij om op deze manier een nieuw woord te introduceren. Waar de cruciale stap zit, is dat volgens Rutten de betekenis van twee termen gelijk is wanneer ze dezelfde verwijzingsverzameling hebben.

Het enige wat Rutten aanbiedt als argument voor deze stelling, zijn een paar voorbeelden. Het zou veel beter zijn als hij zou uitleggen wat de relatie is tussen de verwijzingsverklaring en de betekenis (zijn die gewoon hetzelfde?). Maar zonder zo’n uitleg is de enige manier om het met de claim oneens te zijn tegenvoorbeelden te geven.

Tegenvoorbeelden

Laten we beginnen met een claim die hier heel erg op lijkt: als twee termen dezelfde verwijzingsverzameling hebben, dan hebben ze dezelfde betekenis (dit is de claim die hij daadwerkelijk nodig heeft in het argument). Neem nu twee simpele termen, dus namen voor in dit geval personen. Zowel ‘Mark Twain’ als ‘Samuel Clemens’ verwijzen naar dezelfde beroemde auteur. Kortom, omdat het namen zijn, hebben deze termen dezelfde verwijzingsverzameling. Maar hebben ze ook dezelfde betekenis? Het lijkt er sterk op dat hun betekenis verschilt. Ik kan namelijk best denken dat Mark Twain iemand anders is dan Samuel Clemens.

(Rutten geeft zelf overigens een vergelijkbaar voorbeeld met ‘de Morgenster’ en ‘de Avondster’, met als enige verschil dat dit geen simpele termen zijn.) We hebben nu dus een tegenvoorbeeld voor de claim dat twee termen met dezelfde verwijzingsverzameling ook dezelfde betekenis hebben.

Kunnen we, tenslotte, ook nog een tegenvoorbeeld vinden voor de andere claim, dat twee termen met dezelfde betekenis dezelfde verwijzingsverzameling hebben? Ja, ook dat kan. Neem een simpele term, zeg ‘Barack Obama’. We weten allemaal dat dit een naam is die verwijst naar een persoon. Dus, het is aantrekkelijk om te denken dat ‘de persoon die Barack Obama heet’ hetzelfde betekent. Het is bijvoorbeeld heel vreemd om te denken dat Barack Obama verschilt van de persoon die Barack Obama heet.

Echter, de verwijzingsverzameling is heel verschillend. ‘Barack Obama’ is een simpele term, en heeft dus als verwijzingsverzameling enkel Barack Obama. Daarentegen is ‘de persoon die Barack Obama heet’ een complexe term, met in de verwijzingsverzameling onder andere álle personen en namen. Dit is een tegenvoorbeeld, mits de betekenissen inderdaad overeenkomen.

Daar valt zeker over te discussiëren, maar voor het argument doet dit er niet toe. Daarvoor is de claim die ik eerst aanviel nodig, en dat tegenvoorbeeld rust op principes die Rutten in zijn artikel ook aanvaardt.

Staat van het argument

We hebben nu een hele reeks met problemen gezien die op te werpen zijn voor het semantisch argument van Rutten. Ten eerste gebruikt hij ‘eigenschap’ op een andere manier dan de mensen die hij aanvalt. Daardoor kunnen zij, dus de natuurkundigen, materialisten, etc., rustig zeggen dat waar zij het over hebben geen eigenschappen zijn in de zin van Rutten. Voor een materialist is ‘materieel zijn’ geen eigenschap in Rutten’s zin van het woord, maar wel iets wat alles is, net zoals alles gelijk is aan zichzelf. Hierdoor is het dus heel erg eenvoudig om zijn argument te omzeilen, omdat het rust op een gebruik van het woord ‘eigenschap’ wat niet standaard is.

Ten tweede zijn twee van de premissen van Rutten’s argument niet goed genoeg onderbouwd. Zijn eerste premisse zou correct kunnen zijn, maar mist de benodigde argumenten. Het is binnen de filosofie, indien er weide controverse is over een premisse, niet genoeg om te zeggen dat die premisse voor jou waarschijnlijk lijkt.

Zijn derde premisse, daarentegen, lijkt ronduit onjuist. We hebben een tegenvoorbeeld gezien voor de essentiële claim dat als twee termen dezelfde betekenisverzameling hebben ze ook dezelfde betekenis hebben. Daarbovenop hebben we ook nog een (mogelijk) tegenvoorbeeld gezien voor de claim dat twee termen met dezelfde betekenis ook dezelfde verwijzingsverzameling hebben.

Veilig voor argument

De natuurkundigen kunnen dus rustig verder gaan met hun pogingen om een theory of everything te vinden. Het argument van Rutten is er, gelukkig voor hun, niet in geslaagd om aan te tonen dat die zoektocht tevergeefs is. Ook de materialisten, atheïsten, en al die andere posities die universele claims maken zijn voorlopig veilig voor dit argument.

 

Lees ook: Het einde van het materialisme, fysicalisme, naturalisme en nog wat “ismen”