Elke crisis is het weer hetzelfde liedje. Terwijl de economie langzaam aan trekt, blijft de werkgelegenheid hoog. Meestal een flink aantal jaren. Neem de crisis van de jaren dertig in de VS: zo rond 1933/1934 was de economie eigenlijk alweer hersteld, alleen de werkloosheid bleef daarna nog jaren dramatisch. De bedrijven waren afgeslankt en weer gezond. Maar de arbeidsmarkt heeft veel meer tijd nodig. (En nee, het herstel kwam uiteindelijk niet door de oorlog; dat had zich in 1941 allang ingezet en zette na ’45 gewoon door.) De huidige crisis laat hetzelfde beeld zien: de crisis lijkt voorbij, en nu kijkt iedereen angstig naar de werkgelegenheidscijfers – die maar niet in beweging komen.
En volgens economen zal dat nog wel geruime tijd zo blijven. Al het arbeidspotentieel dat de afgelopen jaren op straat terecht is gekomen, moet zich aanpassen aan nieuwe omstandigheden. Maar dat toekomstbeeld is voor veel Amerikanen véél te optimistisch. In dat land, dat zo gaarne gruwt van zijn eigen slechtheid (12 years a slave), dat geobsedeerd wordt door de verwachting van imperial decline en waar men dus al vele jaren enthousiast fantaseert over zijn eigen catastrofale ondergang (al dan niet met Zombie Apocalypse) beschouwt men die haperende arbeidsmarkt veel liever als een gruwelijk teken aan de wand. De zoveelste voorbode van het Einde der Amerikaanse Tijden. Wie dat beweert, heeft automatisch alle aandacht.
Zoals Andrew McAfee en Eric Brynjolfsson, auteurs van The Second Machine Age. Jazeker, u leest het goed: er is alweer een nieuw historisch tijdperk aangebroken. Na de American Age, het Ruimtevaarttijdperk, het computertijdperk, de 3D printrevolutie en de groene, de nano, de nanotech en de biotechrevolutie, is er nu dus weer een tijdperk ontdekt – iets met machines. De tweede machine – o nee, de tweede Age.
Die eerste keer, de Industriële Revolutie van twee eeuwen geleden, was volgens deze auteurs helemaal niet zo ingrijpend. Want die eerste machines hadden altijd nog mensen nodig om de machines te sturen, schrijven ze. Echt waar. Maar de tweede keer komen we er niet zo genadig van af. Want wat er nou op ons afkomt! Dat is pas erg! Machines worden steeds slimmer, zeggen Andrew en Eric, dus reken maar uit: iedereen die nu nog zijn werk verdient met nadenken, die komt straks op straat te staan. Pardon, ze vliegen er nu al uit. De gevolgen zijn nu al zichtbaar. Kijk maar naar de werkloosheidscijfers! En het komt nooit meer goed.
Nee, ik laat die stompzinnige opmerking over de Industriële Revolutie gewoon voor wat-ie is. Stom. De stoommachine en alle machines die je daaraan kon koppelen, hebben uiteraard wel degelijk ontelbare arbeidsplaatsen gekost. Om de katoenproductie even te nemen: ontelbare boeren en dagloners in heel Europa, die in de avonden en koude winters wat bijverdienden aan het weefgetouw achter in de boerderij of het huis, raakten dankzij de industrialisatie hun stoffen aan de straatstenen niet meer kwijt. Alles kwam voortaan uit fabrieken – en veel goedkoper. Bij de fabrieken – daar mochten ze zich werkloos aanmelden. En die fabrieken namen dat nieuwe proletariaat op (met horten en stoten), dankzij de enorm groeiende markt voor die goedkope stoffen. (Voor de details, zie Das Kapital.) En juist dat laatste, het ‘uit het niets’ ontstaan van nieuwe kansen en markten, dát maakt dat economen zulke slechte voorspellers zijn. Dus ook al kunnen we op onze klompen aanvoelen dat machines slimmer worden, dat ze robots worden, dan kunnen we nog niét voorspellen wat de effecten op de arbeidsmarkt zullen zijn.
Andrew en Eric waarschuwen ondertussen voor honger en ellende. Na de blue collar workers gaan nu ook de white collar workers eraan. Alleen de domste beroepen zijn redelijk veilig, zeggen Andrew en Eric, dankzij de ‘paradox van Moravec’. Die zegt namelijk dat wat erg makkelijk is voor een mens, moeilijk is voor een machine, en andersom. Zo zou een robot grote moeite hebben met een bed opmaken, of een prullenbak legen – en dat zou ook altijd zo blijven, beweren Moravec en beide heren. Ze schetsen vervolgens een Brave New World waarin alleen nog maar heel veel heel domme mensen heel dom werk doen, en een elite de hele dag filosofeert, of poezie schrijft. De res wordt door robots gedaan.
De heren geven een bijbehorende blauwdruk voor een snelle, grondige onderwijshervorming: ten eerste hoeven kinderen straks niks meer te onthouden, want de computer weet alles. Geschiedenis, Aardrijkskunde, Duits en Frans – weg ermee. Het gros hoeft niks te leren, want voor het grootste deel van de beroepen hoef je niks te weten. Ze leren hooguit sociale vaardigheden. En de besten, die komen op elitescholen en leren schilderen, of componeren, of zoiets.
The Second Machine Age eindigt zoals alle apocalyptische literatuur eindigt. Aan het slot verrijst een technologisch Nieuw Jeruzalem, nog mooier en stralender dan voorheen. Maar dat komt er alleen wanneer we ons best doen. As we ons allemaal inspannen en de problemen gezamenlijk aanpakken. Dan komt het allemaal toch nog goed. Dan zal Amerika zijn problemen overwinnen, en opnieuw de wereld leiden naar een mooiere, betere toekomst!
Fijn voor de bange lezer, zo’n slot. En ook zo fijn herkenbaar, na al die films waarin Amerika ook al bijna wel maar toch nét niet ten onder gaat. Ach weet je, robots, het zijn eigenlijk net Russen. Of moslims. Of aliens… vloedgolven, aardbevingen… vulkanen, virussen… dino’s… of zombies natuurlijk.