Een van Jean-Claude Juncker’s illustere voorgangers, Jacques Delors geheten, hield in 1991 een speech voor het verzameld Europees bankwezen waarin hij iets veelzeggends over het instituut EU uit de doeken deed. Hij verklaarde:
“Ik geloof niet dat het voorbarig is om te beweren dat het (de Europese gemeenschap) iets revolutionairs in zich heeft, iets als een laboratorium voor het managen van wederzijdse afhankelijkheid”.
Aldus Delors, op wiens voorspraak wij toen al geacht werden te hopen op de goede afloop.
Niet lang daarna werd de aftrap gegeven voor een bureaucratische misgeboorte die alle aangesloten landen nu om aflaten vraagt zodat zij kan voorthobbelen op haar transnationale weg. Delors:
“Het baren van instituties waarin soevereiniteit kan worden overgedragen en in wie de macht berust om de samenwerking te reguleren en disputen kunnen worden beslecht is een traag en moeizaam proces. De bijdrage die de Gemeenschap als zodanig kan doen aan de nieuwe wereldorde kan, om een beeld te lenen uit de plantwereld, beschouwd worden als een soort hybride die geproduceerd wordt uit het kruisen van een wereldmacht met een internationale organisatie.”
Dit citaat herbergt hetzelfde blinde geloof in het eigen vermogen en doet hetzelfde beroep op het geduld van de Europese bevolking, als dat waarvan wijlen mister D66 Hans van Mierlo blijk gaf toen hij zijn pleidooi voor een Europese Unie vergezeld liet gaan van allerlei blindemansgebaren (hand voor de ogen, uitgestoken hand naar voren) terwijl hij verklaarde dat men druk doende was om project Europa “op de tast” door te ontwikkelen.
Quite right, zeggen de Engelsen dan. Bij gebrek aan een plausibel voorbeeld hebben de meester-beeldhouwers van naoorlogs Europa de David slechts uit het hoofd nageboetseerd met als voor de hand liggend resultaat een weerzinwekkend postmodern gedrocht. Het voortstrompelen is in de decennia daarop pijnlijk duidelijk geworden, samen met de noodzaak om de leviathan te smoren waar ze staat, of in elk geval met een nieuw behandelingsplan te komen dat meer kans van slagen dan het evidente gepruts van de laatste paar decennia.
Verontrustend genoeg wordt elke serieuze europakritiek gepareerd met snauwen en verwijten, een beetje zoals de reactie van het juist ontmaskerde paranormale medium die elk falen van haar kant als een gebrek aan geloof in de behandeling beschouwt, elke poging tot verklaring als een onbeschaamde inmenging in de goede bedoelingen van haar zweefteverij.
Omdat elk geslaagd historisch precedent voor een superstaat ontbreekt wordt een beroep gedaan op plantzaadjes kruisen en duimpjes draaien (want meer is het niet), het lukraak mengen in buisjes van verschillende verondersteld heilzame drankjes en geurtjes (lees: natiestaten) waarmee men uiteindelijk met een alles-genezende Europese pil op de proppen wil komen om alle nationale kwalen te smoren. De trukendoos van ongebreideld Europees vooruitgangsgeloof doet denken, sterk denken, aan de wijze waarop de kikker zijn onderkin opblaast tot een zeepbel om de vrouwtjes naar zich toe te lokken. Pure bluf, let wel, overgoten met een samenbindend sausje van ‘internationale solidariteit’ dat op zijn beurt weer vermomd gaat als een doortimmerd ideologisch vergezicht.
Ook hier kan ik de vergelijking met alternatieve geneeskunde niet onderdrukken, waarbij ook een heleboel beweringen worden gedaan – beweringen die doorgaans veranderen in bezweringen- die de test van nauwgezet onderzoek niet doorstaan, maar wel de beursjes leegtrekt met de vaardigheid van een meesterzakkenroller.
Een zelfde soort beschermende reflex treft men aan bij beschonken commissievoorzitters en anderszins keer op keer falende EU-commissarissen die er een punt van maken om te blijven zitten waar ze zitten, hoe grondig er ook wordt geblunderd. Als men maar toegewijd genoeg is aan het Europese ideaal, dan komt alles goed, luidt het devies. Nu zijn goede bedoelingen in de regel natuurlijk volstrekt irrelevant- het gaat altijd om de uitwerking (of het gat nu gegraven wordt met goede of slechte bedoelingen, je valt er toch wel in)- maar bovenal zijn goede bedoelingen gevaarlijk aangezien ze je nog wel eens het zicht op de werkelijkheid ontnemen.
Het Europese wensdenken behoort samen met klankschalentherapie, ingestraald water, astraal darmspoelen en ‘hoppen‘ tot het Rijk van Obscurantistisch Slap Geouwehoer, waarvan men niet nadrukkelijk genoeg afstand kan nemen, tenminste als men prijs stelt op een min of meer acceptabel nationaal welvaren. Hoezo geen nieuwe Wereldoorlog met dank aan de EU? Ook hier weer werkt het placebo-effect met volle kracht door in het onduidelijke administratieve construct in Brussel. Enerzijds is zij te kunstmatig groot om elke praktische toepassing te accommoderen in de culturele lappendeken die Europa is, anderzijds werkt zij conform die meest onbewezen aller geneeswijzen: de homeopathische wet van versterking door verwatering.
Niemand neemt de woorden ‘nationalisme’ vaker in de mond dan de slangolieverkopers van de Europese heilstaat. Niemand leurt langer met de bijbehorende dooddoeners dan de schooier-charlatans van de Europese heilsgedachte. ‘Had men het kraampje maar opgestald in het vooroorlogse Duitsland’, hoor je de EU-tot-elke-prijs-types al denken, ‘dan had Hitler nooit kunnen ontkiemen’ en meer van zulke als-dan- uitspraken die wel heel erg veel vergen van ons vertrouwen in de toerekeningsvatbaarheid van de voorstanders.
Het probleem met zulke kant noch wal rakende argumentatie is dat zij niet wordt gestaafd door de historische werkelijkheid. Natuurlijk wordt verzwegen dat er meer voorbeelden te vinden zijn in de schroothoop van de geschiedenis waarin er juist géén Hitlergelijke steenpuist tot ontwikkeling kwam bij afwezigheid van de Europese superstaat, om maar te zwijgen van de hedendaagse voorbeelden van succesvolle niet-aansluiting: Zwitserland en Noorwegen. Onschuldig genoeg allemaal als er sprake was van wat vrijblijvend gemijmer van een stel verstokte federalisten.
Maar wanneer het spook Hitler ten tonele wordt gevoerd door volksvertegenwoordigers in het Europees Parlement om het idee van nationale soevereiniteit uit het hoofd van ideologische tegenstanders te praten, dan kan men niet anders dan zich afvragen hoe wij ons kunnen ontdoen van zulke onwaarschijnlijke ploerten. Ga maar na: je hoeft maar één blik op Timmermans te werpen om te zien hoe godvergeten provisorisch de Europese tent is opgezet.
Door zich te wenden tot slangolieverkopers zet men effectief de rem op mogelijke genezing. De kanker zet natuurlijk gewoon door, slangolie of niet, tot het moment waarop men zich eindelijk tot een échte specialist wendt, je weet wel, zo een van de wetenschappelijk geschoolde persuasie, waarbij het onvermijdelijke volgende station maar al te vaak de grafkist is. Alleen een solide diagnose vergezeld van een rigoureus behandelingsplan, het liefst in een vroeg stadium, vormt een plausibel begin van beter worden. Een mogelijk Brexit zou een uitstekend begin zijn, bij voorkeur als opmaat tot een mogelijke Nexit.