Een schoolplein, ergens in de provincie. Op het schoolplein speelden kinderen met knikkers. Dat deden ze al heel lang. Bijna allemaal waren het ook kinderen met een boel knikkers. Pappa en mamma werkten bij de bank, net zoals opa dat had gedaan. De meeste kinderen heetten Roderik of Sanne-Fleur. Ze knikkerden een beetje, maar eigenlijk ging het meer om het hebben van de knikkers. Je moest niet teveel knikkers winnen, want dat vonden de andere kinderen niet leuk.
Op een maandagochtend was er ineens een nieuw kind. Een beetje een vreemd jongetje, eigenlijk. Zijn pappa werkte niet bij de bank, die was politieagent. Krijn wist nog te vertellen hoe de vader van het nieuwe jongetje mamma heel streng had toegesproken toen mamma met de bakfiets diagonaal op het kruispunt stond omdat ze dat telefoontje moest aannemen. En het jongetje heette ook raarrrrj. Hij heette Dirk. Dat vond zelfs Valentijn een heel rare naam.
Het nieuwe jongetje had ook knikkers, maar niet zo heel veel. Eigenlijk wilden de kinderen helemaal niet met het jongetje knikkeren, ze spraken zelfs af om dat niet te doen. Maar stiekem wilden ze zijn knikkers wel graag hebben, al waren het niet zoveel. Dus werden er geheime knikkerpartijtjes georganiseerd tussen het nieuwe jongetje en een van de andere kinderen in het donkere hoekje van het plein, achter de speeltoestellen.
Maar keer op keer bleek het nieuwe jongetje veel beter te kunnen knikkeren dan de kinderen dachten. Ze moesten hem bovendien extra knikkers geven, anders zou hij aan de andere kinderen vertellen dat ze geknikkerd hadden. De zak knikkers van het jongetje werd groter en groter en uiteindelijk mocht hij toch met de andere kinderen knikkeren. Want zo’n grote zak knikkers, die kon je niet langer negeren.
Op een dag kwam het jongetje op het schoolplein om te knikkeren. Hij wilde beginnen toen Pietertje, de zoon van de onderwijzer, naar voren stapte en zomaar zijn de knikkers uit zijn handen griste. Eerst was het jongetje te verbouwereerd om iets te doen, maar als snel werd hij heel boos.
Hij stapte naar voren om zijn zak terug te pakken. Maar op dat moment stapten Wouter, Noud, Roderik en Roderik naar voren en beletten het jongetje om bij Pieter te komen. ‘Dat zijn nu onze knikkers’, siste Roderik, ‘scheer je weg’. En Wouter, Nout, Roderik en Roderik mochten dan hele slappe jongetjes zijn, ze waren wel met meer en je gaat niet zomaar vechten als zoon van een politieagent. Vader heeft het tenslotte al moeilijk genoeg met al die bakfietswijven.
Het jongetje stampvoette, schreeuwde en huilde, maar niemand van de andere kinderen kwam hem te hulp. Nout lachte een beetje en Woutertje stond vreemd te zingen met de vingers in zijn oren. Maar niemand van de kinderen wilde meer met hem praten.
Teleurgesteld droop het jongetje af. Gelukkig had hij zijn voetbal nog.