Afgelopen week kreeg Griekenland het volgende deel – ruim 10 miljard – van de derde bail out van 86 miljard euro, die vorig jaar zomer na veel gedoe tot stand kwam. Volgens eurogroep voorzitter Dijsselbloem betekende de deal ‘een majeure doorbraak’. Hij betoonde zich optimistisch en sprak de hoopvolle woorden: “Het programma is weer terug op schema. We boeken vooruitgang.” Het is echter zeer de vraag of de woorden van Dijsselbloem terecht zijn of tenminste zeer voorbarig.
Want wie kijkt naar de details moet concluderen dat er rondom de deal veel vraagtekens rijzen en veel onduidelijkheden blijven bestaan.
Vorig jaar zomer werd na 17 uur onderhandelen een akkoord gesloten tussen enerzijds de trojka, bestaande uit de Europese Commissie (EC), de Europese Centrale Bank (ECB) en het Internationale Monetaire Fonds (IMF) en anderzijds Griekenland. Er werd toen besloten om Griekenland voor de derde keer financieel te hulp te schieten, nadat dat eerder in 2010 was gebeurd met bi-laterale leningen ter waarde van ruim 56 miljard en 109 miljard uit het noodfonds EFSF (Europese Financiële Stabiliteits Faciliteit). In 2011 gevolgd door nog eens 130 miljard uit datzelfde fonds. Voor de goede orde: aan deze financiering doet een land als Groot-Brittannië niet mee. Polen, Zweden en Denemarken evenmin.
Eén van de eisen van onder meer Duitsland en Nederland was de betrokkenheid van het IMF bij de reddingsoperatie. Als het IMF niet mee zou doen zou er geen geld beschikbaar komen uit de noodfondsen. Tevens verstrekte de Europese Unie een faciliteit van 200 miljard aan het IMF, zoals blijkt uit deze verklaring van de staatshoofden en regeringsleiders van de eurozone van 9 december 2011 (zie punt 14, 4e item). Van deze 200 miljard is 150 miljard verstrekt door de eurozone belastingbetaler en 50 miljard door de overige EU landen.
Het IMF kreeg dus Europees belastinggeld om mee te doen aan de redding van Griekenland. Of beter gezegd: het redden van de crediteuren van Griekenland, zijnde de banken, beleggers, de ECB en het IMF zelf, zoals blijkt uit deze recente studie van de European School of Management and Technology.
Het triumviraat van de EC, ECB en IMF stelde wel eisen aan Griekenland. Zo moesten talrijke hervormingen worden doorgevoerd en moest er streng worden bezuinigd. Vijf jaar later bleek dat onvoldoende, sterker, de meeste wetgeving is nog niet geïmplementeerd. In 2015 kreeg de trojka er een partij bij: het ESM (Europees Stabiliteits Mechanisme), een permanent ‘noodfonds’, dat sinds 8 oktober 2012 de plaats van het EFSF heeft overgenomen. Dit ESM, ook gevuld met eurozone belastinggeld, heeft een onbeperkte capaciteit.
Echter, er kwam een barstje in dat triumviraat. Sinds 2013 vraagt het IMF zich openlijk af of ze er wel goed aan doet om door te gaan met het verstrekken van leningen aan Griekenland. Het fonds stak de hand in eigen boezem en verklaarde het Griekse drama te hebben onderschat. Ook kwam er veel kritiek op de EC die verweten werd politiek te bedrijven om de euro en de banken te redden. Recent kwam het IMF met haar landenrapport Griekenland. Daaruit bleek onomstotelijk dat het fonds een redding van Griekenland alleen haalbaar achtte als het land een forse en onmiddellijke schuldkwijtschelding zou krijgen. Maar daar wil de eurogroep onder aanvoering van Duitsland, de echte voorzitter, niets van weten.
Tegelijkertijd willen Duitsland, Nederland, Finland en nog enkele andere eurozone landen dat het IMF aan boord blijft. Dat hebben ze immers als voorwaarde gesteld voor geld aan de Grieken en op basis van die voorwaarde zijn hun respectievelijke parlementen akkoord gegaan. Als de regeringsleiders nu zouden besluiten dat het IMF niet meer hoeft mee te doen, dan zou alles dus eigenlijk weer langs de parlementen moeten. Vanaf de eerste bail out. Dat willen de regeringsleiders natuurlijk niet, met de kennis van nu.
En zo is er een perfecte patstelling ontstaan. Want het IMF zegt: schuldkwijtschelding en de eurozone zegt ‘no way’. In plaats daarvan wil de eurozone praten over ‘een vorm van schuldverlichting’ voor de Grieken. Lees: looptijdverlenging van de leningen, renteverlaging van de leningen en minder provisie op de leningen. Overigens is dat ook al voor de zoveelste keer.
Om de impasse te doorbreken kwam het IMF recent met een voorstel voor schuldverlichting. Hierin bepleit het IMF om zowel rentebetalingen als aflossingen op te schorten tot 2040. In dat jaar zal dan de uitgestelde rente voldaan moeten worden, die voor de gelegenheid is verlaagd naar 1,5 procent per jaar. Vervolgens krijgen de Grieken veertig jaar de tijd om de hoofdsom van de leningen af te lossen, dus tot 2080. Pas op, ook dit komt neer op een stijging van 43 procent van de Griekse verplichtingen tot 2040 en vanaf dat moment een stijging van 181 procent tot 2080. Ondanks de minimale rente.
Deze ‘doorschuifoperatie’ moet ervoor zorgen dat de Grieken niet meer dan 15 procent van hun bbp kwijt zijn aan financiële lasten, een hard criterium van het IMF. Hiernaast wil het IMF dat het primaire begrotingsoverschot van Griekenland niet langdurig op 3,5 procent wordt gesteld (wat de EC wil), maar op anderhalf procent. Dat ‘primaire overschot’ is het saldo van de Griekse staatsinkomsten en uitgaven vóór rente en aflossing, uitgedrukt als percentage van het bbp (Bruto Binnenlands Product). Men hoeft geen econoom of raketgeleerde te zijn om uit te rekenen dat die 15 procent nooit gehaald gaat worden.
Echter, ook dit IMF voorstel heeft het niet gehaald tijdens de jongste eurogroep vergadering, waar het IMF overigens bij was. De uitkomst van dat 11 uur durende overleg was namelijk dat er pas vanaf medio 2018 sprake kan zijn van ‘enige vorm van schuldverlichting’ (over schuldkwijtschelding wordt niet meer gerept) en over het 3,5 procent primaire overschot werd gesteld dat dit inderdaad niet decennia lang volgehouden kan worden. Tussen haakjes: het is zelden voorgekomen dat een IMF-programma land überhaupt die 3,5 procent heeft gehaald.
Vaagheid troef dus. En ook is de vereiste deelname van het IMF aan de continuering van de betrokkenheid bij de Griekse redding niet zeker. Het pokerspel tussen Washington en Berlijn gaat dus gewoon door, ondanks de optimistische woorden van Dijsselbloem. In de woorden van het IMF zijn de voorstellen van de eurogroep voor Griekenland ‘volstrekt onrealistisch’. Mogelijke schuldverlichting vanaf medio 2018 – een eis van de Duitse minister van Financiën Schäuble, die dat verkocht als ‘toezegging’- is volstrekt tegen de wens van het IMF in. Het lijkt er veel op dat het dossier Griekenland over het Brexit referendum (23 juni aanstaande) moest worden getild, over de Amerikaanse presidentverkiezingen (november dit jaar) en zéker na de Duitse verkiezingen in het najaar van 2017. Moeilijke keuzes schuift de Europese politieke elite het liefst voor zich uit.
Zes jaar doormodderen door die elite met deze eurocrisis heeft geen soelaas geboden, integendeel, de rekening loopt verder en verder op. Het moge duidelijk zijn dat de institutionele structuren van Brussel, Frankfurt en Berlijn absoluut onbekwaam zijn om een structurele oplossing aan te dragen voor de economische en monetaire problemen waarmee deze monetaire misgeboorte van een muntunie mee kampt. Dat belooft niet veel goeds voor Griekenland. En evenmin voor de eurozone als geheel.