“Lobbyisten zijn er voor de informatie”, meldt lobbyist Thijs de Wolff, die inmiddels enkele jaren namens een aantal bedrijven werkt in Brussel. Om de invloed van lobbyisten te begrijpen moet je de Europese Commissie begrijpen want die heeft het initiatiefrecht nieuwe regels voor te stellen. “Bij de Commissie overheerst een juristenmentaliteit”, weet hij. De ambtenaren kennen de procedures, de verdragen en instellingen, maar ze hebben minder verstand van de inhoud van de dossiers. Ze missen vaak “kennis uit de markt.”
Het is dus niet raar dat er formele procedures bestaan waarmee de markt input kan geven aan de regelgeving, denkt De Wolff. Er is bij de Commissie te weinig inhoudelijke kennis en dus moeten het bedrijfsleven en organisaties als Amnesty en Greenpeace wel expertise komen brengen. Zij reageren allemaal op de publieke consultaties van de Commissie. Iedereen kan zijn zegje doen en de Commissie verwerkt dat in haar groenboeken en witboeken: ambtelijke notities die de voorbereiding vormen van voorstellen.
Bij regels over allerlei producten kan de Europese Commissie helemaal niets zonder input van fabrikanten, meldt De Wolff. Natuurlijk kan de Commissie ervoor kiezen niet naar de betrokken bedrijven te luisteren, maar dan is de kans groot dat haar voorstellen in een later stadium stranden. Immers: als de Commissie niet naar de lobbyisten luistert, gaan diezelfde lobbyisten naar de lidstaten en het Europees Parlement om alsnog te proberen hun gelijk te halen. De Commissie kan dus maar beter meteen rekening met hen houden.
Het heeft voor de Europese Commissie weinig zin om een voorstel te doen wat in een later stadium door de lidstaten wordt afgeschoten of wat verwatert door een enorme hoeveelheid amendementen. Voor de Commissie is het belangrijk dat een voorstel werkbaar is, dat het afdwingbaar zal zijn en dat het het einde van het besluitvormingsproces kan halen. Als het voorstel van een beleidsmaker wordt afgeschoten, verliest de betreffende ambtenaar zijn goede reputatie want het is dan “verkeerd ingeschat.”
“Zonder input van de industrie krijg je shit-regelgeving”, denkt De Wolff. De informatie vanuit de lobby is eigenlijk altijd nodig. De fabrikanten van producten zitten nu vaak op de eerste rij en dat is niet raar, want zij zijn de enigen die goed ingevoerd zijn in de technologie. Als je die kennis ontbeert, heb je bij een stakeholdermeeting niets te zoeken. “Is dat niet verontrustend?” wil uw verslaggever weten. De lobbyist denkt van niet, want dit is “technocratie” die gaat over “technische dingen die je niet hoeft voor te leggen aan het grote publiek.”
We zijn nu geheel ongemerkt bij een heel nieuwe laag in de EU-besluitvorming terecht gekomen: de technische comités. Deze gaan over regels waar volgens De Wolff “sommige Europarlementariërs het bestaan niet eens vanaf weten.” Deze worden door lobbyisten onder leiding van een door de Europese Commissie ingehuurde consultant uitonderhandeld. “Politieke bemoeienis heeft geen meerwaarde,” houdt De Wolff me voor. De regels die uit dit proces komen zijn een product van samenwerking en daardoor zijn de regels voor bedrijven in de EU minder rigide dan in bijvoorbeeld de VS.
Deze onderhandelingen gaan bijvoorbeeld over machines. Deze moeten voldoen aan allerlei technische zaken die in orde moeten zijn. Er mogen geen gevaarlijke elektrische golven uit een machine komen, hij moet tegen water kunnen, er moet aan corrosie worden gedacht, de machine moet recyclebaar zijn en ga zo maar door. Al deze zaken moeten gespecificeerd zijn voor machines en deze worden daarop gecontroleerd voordat ze de markt opkomen. In elke lidstaat moet een markttoezichthouder deze testen.
De interne markt werkt niet democratisch, zegt De Wolff. Met de kritiek dat het niet democratisch is als bedrijven hun eigen regels bepalen “kan hij niks”. De betrokkenen denken mee en de Commissie mist deze kennis dus dit proces kan niet echt anders worden vormgegeven. De Commissie bepaalt bijvoorbeeld dat een machine veilig moet zijn en de lobbyisten bedenken vervolgens wat dat in de praktijk betekent.
“Het gros van de wet- en regelgeving in de interne markt komt zo tot stand”, meldt De Wolff. Het Europees Parlement heeft er geen rol in en de Europarlementariërs weten vaak niet eens dat deze richtlijnen bestaan. Pas als er op technisch niveau geen overeenstemming wordt behaald, gaan ambtenaren zich erover buigen. Als ook zij er niet uitkomen politici. Dit proces leidt tot het schrijven van Europese normen die later een goede kans maken om wereldwijd leidend te worden, weet De Wolff.
We komen er niet uit. Uw verslaggever denkt dat de wenkbrauwen van velen in de buitenwereld zullen fronsen bij het idee dat lobbyisten hier feitelijk regels maken. De Wolff houdt voet bij stuk: met dat verwijt kan hij niks.
Chris Aalberts doet onder de titel #Bruslog – Brusselse logica – verslag van Europese politiek in Brussel, in Den Haag en in het land.