Door zijn critici werd vaak gesuggereerd dat Marcouch een dubbele agenda had als het ging om zijn godsdienstige standpunten. Hij presenteerde zich dan wel als een vrijdenkende gematigde moslim, maar zou in werkelijkheid een soort ‘islamitische Jehova’ zijn en er nog steeds allerlei bedenkelijke orthodoxe opvattingen op nahouden.
Een rel die over Marcouch ontstond had te maken met ene Sjeik Yusuf al-Qaradawi, die door sommigen ook wel ‘de theoloog van het moslimterrorisme’ wordt genoemd. Hij mag vanwege zijn radicale opvattingen landen als Groot Brittannië en de VS niet in.
‘Wij wilden dat iemand van het kaliber van Al-Qaradawi publiekelijk zou verklaren dat de moord op Van Gogh een weerzinwekkende misdaad was’
Verschillende media brachten naar buiten dat Marcouch en enkele andere Marokkanen Al-Qaradawi in de maanden na de moord op Theo van Gogh in Nederland had uitgenodigd en voor dat bezoek zelfs subsidie hadden aangevraagd. Marcouch was toen nog woordvoerder voor de Unie van Marokkaanse Moskeeën (Ummao) en nog geen stadsdeelvoorzitter van Slotervaart.
‘Nee dat klopt niet,’ antwoordde Marcouch.
‘Ik heb nergens subsidie voor aangevraagd. Dat is een mythe. Al-Qaradawi zou bovendien al naar Nederland komen omdat hij deel uitmaakt van de Europese Raad voor de Fatwa die één keer per jaar naar een Europees land komt om te vergaderen. Die vergadering zou in Nederland plaatsvinden en wij hoorden dat hij ook naar Nederland zou komen. Uiteindelijk is hij nooit gekomen. Yusuf al-Qaradawi is echt een zwaargewicht. In de islamitische wereld net zo gezaghebbend als de Paus voor katholieken.’
‘Na de moord op Theo heerste er grote paniek in de moslimgemeenschap,’ zei Marcouch.
‘De moslimgemeenschap veroordeelde de moord op Van Gogh niet ondubbelzinnig. Die moslimgemeenschap begreep alleen dat men iets van de moslims hier wilde horen. Maar er zijn hier geen gezaghebbende moslimintellectuelen die kunnen uitleggen dat de islam heel goed is te verenigen met democratie, vrouwenrechten en dergelijke. Wij wilden dat iemand van het kaliber van Al-Qaradawi publiekelijk zou verklaren dat de moord op Van Gogh een weerzinwekkende misdaad was.’
‘Al-Qaradawi vindt zelfmoordaanslagen in Israël, ook op burgers en kinderen, een geoorloofd strijdmiddel. De man is een antisemiet en een halve nazi, met zeer bedenkelijke opvattingen en die ga je dus niet uitnodigen om een college te houden,’ hield ik Marcouch voor.
‘Hoe denk je dat daar in het hele Midden-Oosten en de overgrote meerderheid van de Marokkaanse gemeenschap hier in Nederland over wordt gedacht?’ antwoordde Marcouch.
‘Heel veel Marokkanen in Nederland denken daar precies zo over als Al-Qaradawi, maar daar heeft nooit iemand het over. Ik weet dat Al-Qaradawi de zelfmoordaanslagen in Israël legitimeert, maar dat is het. Ik keur dat natuurlijk af, maar zo’n opvatting moet je ook in de context van dat conflict plaatsen. We hebben het over een oorlogsgebied daar. Het gaat om een enorm ingewikkeld conflict waar je gewoon niet uitkomt.’
‘Wij van de Ummao dachten: “Hoe kunnen we deze man op een goede manier benutten?” Hij heeft inderdaad ook politieke opvattingen die zeer kwalijk zijn, maar als dat het criterium is dan zou je met niemand om kunnen gaan, dan zou je met heel veel regeringsleiders en staten geen betrekkingen meer kunnen onderhouden. Wat moet je dan met Desi Bouterse, een veroordeelde misdadiger en drugsbaron, iemand die van massamoord wordt beschuldigd? Nederland heeft nog gewoon betrekkingen met Suriname hoor.’
‘Het debat gaat nooit over de vraag hoe we gaan zorgen dat de moslims in onze samenleving integreren en zich echt Nederlander gaan voelen’
‘Wat moet je met al die islamitische landen waar dictators zoals Assad aan de macht zijn, met heel veel bloed aan hun handen? Het zijn allemaal Saddams en Khadaffi’s die honderd maal erger zijn dan Al-Qaradawi, maar toch heeft Nederland met al die landen keurige diplomatieke betrekkingen en drijft gewoon handel met die landen. Waarom protesteert niemand daar tegen? De Koninklijke Shell is in heel veel van die landen actief en doet daar gewoon zaken. De koningin gaat gewoon op staatsbezoek in Oman waar vreedzame demonstranten worden neergeschoten. Over dit onderwerp heerst echt een dubbele moraal.’
‘Kijk, als Al-Qaradawi kwalijke ideeën over het conflict in Israël heeft, waarom zou je die niet aan de kaak stellen tijdens zo’n conferentie in de RAI? Zo’n samenleving hebben wij toch? De Nederlandse samenleving schreeuwde om een fatwa, een formele veroordeling van de moord op Van Gogh, een veroordeling van Mohammed Bouyeri. Dat gebeurde gewoon niet. Integendeel. Er stonden Marokkanen in Ede op straat te juichen na de moord op Theo. Er waren heel veel Marokkanen en andere moslims die de moordaanslag van Bouyeri aan het verheerlijken waren. Dat was het probleem. Wij wilden dat Al-Qaradawi die moord publiekelijk zou veroordelen, dat hij de haatpreken in de moskeeën zou veroordelen en de ondergeschikte positie van de vrouw. Daar heeft deze man hele zinnige opvattingen over.’
In juni 2008 hield Marcouch in een interview in het Parool een pleidooi voor meer ruimte voor religie op openbare basisscholen. Gebruiken en feestdagen van moslims zouden bijvoorbeeld moeten worden gerespecteerd. Volgens Marcouch konden islamitische kinderen nu slecht terecht op openbare scholen omdat ze zich steeds moeten verantwoorden over zaken als het dragen van hoofddoekjes, niet gemengd willen douchen en zwemmen.
Dat was en is inderdaad nog steeds de opvatting van Marcouch. ‘Het gaat er om dat je accepteert dat je straks een samenleving hebt waar het normaal is dat er veel moskeeën en islamitische scholen zijn, dat er Nederlandse imamopleidingen zijn en imams die in gevangenissen en ziekenhuizen werken,’ zei Marcouch.
‘Dat betekent dat politici, ambtenaren en onderwijzers zich realiseren dat die godsdienst er toe doet voor een grote groep onderdanen. Dat religie voor hen geen hobby is. Je moet nagedacht hebben,over hoe je daarmee omgaat zodat je ervoor zorgt dat zo’n kind zich ontwikkelt tot een volwaardige Nederlandse burger en democraat.’
De islam was heel lang geen factor van belang in de discussie over integratie en multiculturele samensmelting, constateerde Marcouch.
‘De eerste moskeeën stammen al uit de jaren zeventig. Die islam was er al lang, alleen de Nederlandse samenleving werd er nauwelijks mee geconfronteerd. De radicale literatuur was hier ook al begin jaren tachtig te vinden. In de jaren tachtig was de toon van imams veel heftiger dan nu. Alleen waren er toen nooit cameraploegen bij. Het interesseerde niemand een bal.’
‘Voor ons is er maar één islam en dat is dé islam. Dat is ons geloof en dat blijft ons geloof’
‘Nu worden de meeste Nederlanders er al een paar jaar heel direct mee geconfronteerd, maar het islamdebat ging vervolgens vooral over hoofddoekjes, islamitische scholen, preken van imams en vrouwen geen hand geven. Het debat gaat nooit over de vraag hoe we gaan zorgen dat de moslims in onze samenleving integreren en zich echt Nederlander gaan voelen. Na de aanslagen van 11 september en de moord op Theo van Gogh kreeg dat debat een extra ideologische dimensie. Nu zijn we een nieuwe fase ingegaan met een confrontatie tussen die islamitische identiteit en de Nederlandse samenleving.’
‘Maar als je constructief met de islam en de Nederlandse moslims omgaat schep je uiteindelijk veel meer differentiatie,’ was de stelling van Marcouch.
‘Dan gaan we naar de situatie toe waarin de overgrote meerderheid gewoon meegaat met de hoofdstroom van autochtoon Nederland. Dat is het mooie aan Nederland: dat kan hier. Dat integratieproces moet je niet om zeep helpen omdat een klein radicaal groepje niet wil mee doen.’
‘Aan de andere kant kun je niet in een koffiehuis om de tafel gaan zitten om een Nederlandse islam te ontwerpen,’ vervolgde Marcouch.
‘De islam is niet Nederlands, de islam is een religie die zich niet aan nationale grenzen stoort. Wat er meestal met een Nederlandse islam bedoeld wordt, is een islam waar we in Nederland niets van merken, waar we geen last van hebben en we hebben in Nederland al snel ergens last van. Maar moslims schudden hun geloof niet zo maar eventjes af. Het zijn geen politici. Voor ons is er maar één islam en dat is dé islam. Dat is ons geloof en dat blijft ons geloof. Dat geldt voor het overgrote deel van de Marokkaanse Nederlanders en voor veel andere moslims in Nederland.’
Boerka
In het eerder genoemde Parool-interview stelde Marcouch ook dat het dragen van een boerka op een openbare school ‘bespreekbaar’ moet zijn.
Het in het ‘islamdebat’ veel gebruikte woord ‘burka‘ of ‘boerka’ is gebaseerd op een misvatting. De van oorsprong Afghaanse burka, tijdens het regime van de Taliban verplicht, waarbij de moslima door een gaas kijkt en zelfs de ogen niet zichtbaar zijn of alleen door een heel klein spleetje, komt in Nederland vrijwel niet voor. Meestal wordt de ‘nikaab‘ of de ‘chador‘ bedoeld.
Ook over deze uitspraak van Marcouch ontstond rumoer. In het politieke of Haagse jargon is ‘bespreekbaar maken’ namelijk een eufemisme voor introduceren of invoeren. Wat bedoelde hij dan precies met “bespreekbaar” maken?, vroeg ik Marcouch.
‘Niet negeren en dus ter sprake brengen. Ik zie dat je een burka draagt. Waarom draag je die? Hang maar op aan de kapstok en dan mag je de klas in,’ legde Marcouch uit.
‘Je hebt in Nederland nog steeds het recht om een boerka te dragen, maar als dat jouw integratie in de weg staat of een belemmering vormt om naar school te gaan of om een baan te vinden moet je gewoon die boerka uittrekken.’
Met betrekking tot de orthodoxe moslims, had hij eenzelfde opvatting: ‘Als je moet kiezen tussen een baard of een baan, moet je kiezen voor die baan.’
Naar aanleiding van een interview met de Rotterdamse burgemeester Ahmed Aboutaleb, die betoogde dat een vrouw met een ‘burka’ geen recht op een uitkering had als ze door haar religieuze dracht werkloos werd, was hij nog explicieter tegenover het Parool: ‘Wij accepteren niet dat jij je hand ophoudt als je in staat bent om zelf je geld te verdienen. Wij accepteren niet dat je jezelf zodanig manifesteert dat je nergens kunt participeren. Je kan ook niet van een hotelketen verwachten dat ze een receptionist met een hele lange baard aannemen, terwijl de kledingcode voorschrijft dat je een net pak met stropdas moet dragen en je representatief moet zijn. We laten ons ook niet gijzelen door boerka’s. En als je toch die keuze maakt, prima, maar dan doe je geen beroep op onze voorzieningen. Die eis moeten we durven stellen.’
Er ontstond ook een rel over Marcouch’ voorstel om op openbare basisscholen in Slotervaart buiten schooltijd islamonderwijs te gaan geven. Die wettelijke mogelijkheid bestaat al decennia op basis van artikel 50 van de Wet op het primair onderwijs. Er zijn honderden openbare scholen in Nederland waar reeds decennia lang godsdienstles wordt gegeven, alleen gaat het dan altijd om Bijbellessen. Dit godsdienstonderwijs vindt plaats op vrijwillige basis en wordt buiten de reguliere schooltijd gegeven. De ouders moeten zelf het initiatief nemen.
‘Je ziet die islamitische scholen nu instorten. Niet omdat die scholen islamitisch zijn, maar omdat die scholen geen goede bestuurders hebben’
‘Ik heb moslimouders in mijn stadsdeel domweg op die wettelijke mogelijkheid gewezen om op openbare scholen godsdienstonderwijs te krijgen,’ zei Marcouch daarover, ‘het gebeurt al jaren in Nederland, maar nu was het plotseling een probleem en werd ik ervan beschuldigd dat ik het openbare onderwijs wilde islamiseren. Men vertelde er nooit bij dat die ouders dat zelf moesten organiseren. Toch werd ik ervan beschuldigd dat ik de scheiding tussen kerk en staat wilde aantasten.’
‘De islamitische scholen zijn indertijd ontstaan omdat een deel van de moslims niet genoeg ruimte voor hun geloof kregen op de openbare scholen,’ vond Marcouch.
‘Jammer genoeg waren het juist een aantal beunhazen die amper hun eigen naam konden schrijven die die scholen gingen stichten. Je ziet die islamitische scholen nu instorten. Niet omdat die scholen islamitisch zijn, maar omdat die scholen geen goede bestuurders hebben, geen goede directie en geen goede docenten. Dat is de kern van het probleem. Als je het als overheid maar laat gebeuren dan krijg je dat amateurisme.’
Lees alle andere hoofdstukken van ‘Ahmed Marcouch, een politieke biografie’.