In 1990 werd in de binnenstad van Groningen de 22-jarige Marco vermoord. Hoewel de politie de zaak driemaal heeft onderzocht, is de zaak nooit door Justitie opgelost. TPO berichtte onlangs over deze zaak (De ochtend dat Satan in Groningen huishield) en over deze zaak zijn inmiddels Kamervragen gesteld.
In 2004 en 2005 werd het derde en vooralsnog laatste politieonderzoek verricht door het Cold Case Team (CCT) van de Regiopolitie Groningen. Ex-rechercheur Dick Gosewehr (1951) en ex-politiepsycholoog Harrie Timmerman (1946) waren tot begin 2005 lid van dat team.
In 2004 woonden beiden een lezing bij van Richard Eikelenboom, DNA-onderzoeker bij het Nederlands Forensisch instituut. In deze lezing vertelde Eikelenboom dat inzake de ‘De Schiedammer Parkmoord’ het Openbaar Ministerie ontlastend DNA-bewijsmateriaal buiten de rechtszaak had gehouden waardoor een onschuldige tot 18 jaar en TBS was veroordeeld. Eikelenboom had deze lezing eerder al gegeven aan tientallen vertegenwoordigers van de politie, het Openbaar Ministerie en de rechterlijke macht. Geen van hen voelde zich geroepen aan de bel te trekken.
Gosewehr en Timmerman deden dat wel, nadat ze tevergeefs gepoogd hadden deze gerechtelijke dwaling intern aan te kaarten. Vervolgens werden ze uit het CCT gezet, omdat ze zonder toestemming van hun meerderen met de pers over deze affaire gesproken hadden. Dat gold binnen het Justitieapparaat als een doodzonde. Met hun vertrek liep zowel het onderzoek naar Marco’s dood als onderzoeken naar diverse andere moordzaken stuk.
De betrokken politici en hoge ambtenaren hebben nooit hun verantwoordelijkheid genomen. Zo ontkende Piet Hein Donner (CDA), de toenmalige minister van Justitie, dat er met het DNA-onderzoek in de Schiedamzaak iets fout zou zijn gegaan. Geen enkele beleidsmaker is ooit met Gosewehr en Timmerman over het gebeuren gaan praten, excuses zijn nooit gemaakt.
Gosewehr en Timmerman begonnen na hun vertrek bij de politie met de site waarheidsvinding.com, waarop ze aandacht besteden aan onopgeloste misdaden, gerechtelijke dwalingen en vermissingen. Ook zetten ze zich in voor rechtsbescherming voor klokkenluiders. Mede dankzij hun activiteiten treedt de wet ‘Huis voor klokkenluiders’ op 1 juli 2016 in werking.
In Nederland neemt het aantal jaarlijkse moorden gestaag af. Volgens de politie daalde dat van zo’n 250 in de jaren ’90 tot 115 in 2015. De meeste levensdelicten worden relatief snel opgehelderd. Toch zijn de afgelopen 25 jaar zo’n 1000 moord- en doodslagzaken nooit opgelost. Deze staan – samen met ongeveer 500 andere zeer ernstige, onopgeloste misdrijven – te boek als cold cases.
Eind jaren ’90 vorige eeuw verhoogden verbeterde forensische onderzoekstechnieken (met name op DNA-gebied) de kans om ‘oude’ misdaden op te lossen. Toentertijd verjaarden moord na 18 en doodslag na 15 jaar. De verhoogde kans tot oplossing en de relatief korte verjaringstermijnen gaven de impuls tot de oprichting van Nederlandse Cold Case Teams (CCT’s). Deze teams bestaan – idealiter – uit ervaren rechercheurs, die structureel op de materie zitten en de dossiers door-en-door kennen. Daardoor kunnen ze op lange termijn verbanden leggen die bij kortlopende moordonderzoeken vaak niet boven water komen.
In 2005 is vanwege de verbeterde forensische technieken de wet op verjaringstermijnen veranderd. Moord verjaart sindsdien niet meer.
Elke zaak die een CCT weet op te lossen is een succes op zich: nabestaanden krijgen eindelijk uitsluitsel. Maar is bekend hoeveel procent van de opnieuw onderzochte zaken de CCT’s tot een bevredigend eind weten te brengen?
Harrie Timmerman: “Voor zover ik dat kan inschatten is het percentage opgeloste zaken klein. Dit komt mede doordat de politie in de meeste districten op cold case-gebied niet erg actief is. Men wacht af tot er een toevalstreffer met DNA-onderzoek komt en dán richt men een CCT op.
“We merkten dat de politietop niet blij was met onze onderzoeken waarin we aantoonden dat er ook door de politie fouten waren gemaakt. Vandaar dat het CCT in Groningen na ons vertrek alleen nog maar afwacht en zelf niet actief zaken onderzoekt.
“Op basis van de mediaberichten over de sinds 2006 opgeloste CCT-zaken en gezien het feit dat het vrijwel altijd ging om zaken waarin DNA de doorslag gaf, of waarbij een getuige nieuwe informatie aandroeg, denk ik dat vrijwel alle CCT’s zo werken als in Groningen. Zelf geen initiatieven ontwikkelen, maar wachten op nieuwe informatie van buiten. Dat vermijdt de kans dat tekortschietend politieonderzoek uit het verleden aan het licht komt. Zo wordt de schone schijn opgehouden.”
In een recent persbericht over onopgeloste moorden zegt de politie: ‘Speciale cold case-teams van de politie proberen deze zaken alsnog op te lossen. Elke eenheid beschikt over een dergelijk team, die met elkaar het samenwerkingsverband Cold Case Nederland vormen.’ Wat de politie hier beweert klopt dus niet?
Timmerman: “Wij weten niet hoe het in den lande precies geregeld is. Wat ik je heb verteld is gebaseerd op mijn ervaringen en op de berichtgeving. Er zijn enkele CCT’s die, vermoed ik, wel actief onderzoek doen, zoals in Amsterdam. Wat de politie over de CCT’s zegt klopt feitelijk, maar is inhoudelijk gelogen.
“Om Groningen als voorbeeld te nemen: daar is één CCT (voor Groningen, Friesland en Drenthe), maar dat werkt zoals ik heb beschreven. Verder assisteren de teamleden bij andere onderzoeken. Indien er overal actieve CCT’s waren zouden er veel meer zaken moeten zijn opgelost. Dat is ons actieve CCT destijds in korte tijd ook gelukt. In 2003 en 2004 hebben we vier zaken zo ver opgelost dat we verdachten mochten aanhouden. Vóór deze vier zaken hadden we twee andere zaken opgelost: de moord op Anne de Ruyter de Wildt en de zaak van de seriemoordenaar.”
Hoe is het Groninger Cold Case Team eigenlijk ontstaan?
Timmerman: “In 1998 had rechercheur Johan Stienstra bij de politie Groningen al een voorstel ingediend om een aparte afdeling op te richten, die onopgeloste moordzaken nog eens tegen het licht zou houden. Dit naar voorbeeld van de Amerikaanse Cold Case Squads. Gezien de vele kritiek in de Groninger samenleving op de slechte cijfers van de politie Groningen, en vooral op basis van de kritiek van advocaat Jaap de Ruyter de Wildt naar aanleiding van de toen nog onopgeloste moord op zijn dochter in 1997, werden Stienstra en ik in 1999 gevraagd de oprichting van een dergelijk team voor te bereiden. Dat betekende in de praktijk dat we moesten inventariseren wat er mogelijk gedaan zou kunnen worden.
“Groningen was de eerste politieregio die daarmee begon. Aanvankelijk werd het Project Onopgeloste Ernstige Delicten (POED) genoemd. Op het moment van de officiële landelijke start – in 2004 – waren er op twee andere plaatsen al CCT’s werkzaam. Die waren opgericht naar aanleiding van de successen van het Groninger ‘koude zaken’-team. Na de Zaak Anne de Ruyter de Wildt (opgelost in 2000) heb ik een paar keer een lezing gehouden op de politieacademie, zodat andere korpsen kennis konden nemen van de werkmethoden die je in CCT’s dient te gebruiken.
“Wel bestond het Landelijk Team Kindermoorden, opgericht in 2000, dat gespecialiseerd was in het onderzoeken van cold cases betreffende kindermoorden. Dat team werd in 2004 opgeheven waarna in principe elke regio haar eigen CCT kreeg.”
Met welke zaken kreeg het Groninger CCT in jullie tijd te maken? En hoe zijn die zaken uiteindelijk afgelopen?
Timmerman: “We behandelden toen zeventien moordzaken, waarvan er tien nooit zijn opgelost, en twee vermissingen, die beiden nooit zijn opgelost.” (Zie onderaan dit artikel de gedetailleerde lijst van alle zaken, red.)
Werd de zaak Marco door het CCT opgepikt omdat er nieuwe informatie was binnengekomen, of was de zaak toen al in onderzoek, vanwege een dreigende verjaring?
Dick Gosewehr: “Deze zaak stond in 2002, bij mijn komst in het CCT, niet als Cold Case te boek, omdat het geen misdrijf zou zijn, maar zelfmoord. Ik heb toen een uitgebreide analyse geschreven en aangetoond dat het wel een misdrijf was. Daarna zijn we met de zaak aan de gang gegaan.”
Dat is vreemd – uit de politieonderzoeken van 1990 en 1999 wordt duidelijk dat Justitie tot en met juni 1999 uitging van moord of doodslag – men wist alleen niet wat er precies gebeurd was en kon het bewijs niet rond krijgen. Heb je enig idee waarom of waardoor of door wie de zaak na juni 1999 van het etiket ‘zelfmoord’ voorzien werd?
Gosewehr: “Daar moet ik naar raden. Het kan onkunde zijn maar ook onwil, het ware roerige tijden en niemand zat op een moordonderzoek te wachten.”
Wat leidde ertoe dat je je in de Zaak Marco verdiepte? Het stond immers te boek als ‘zelfmoord, dus opgelost’.
Gosewehr: “De vader van de vriendin van één van de mogelijke verdachten meldde zich. Ik heb mij toen in de zaak verdiept.”
Wat is jullie het meest bijgebleven van dat onderzoek?
Timmerman: “Het gevoel aan een dood paard te trekken. Er was geen medewerking van mogelijke getuigen, een verdachte zat in het buitenland en er was ook weinig enthousiasme en geloof bij collega’s binnen de politie. Wat me vooral verraste was dat zelfs na dertien jaar geen enkele getuige het werkelijke verhaal wilde vertellen.”
Gosewehr: “Dat de zaak na ons vertrek bij het CCT de doofpot in is gegaan. Ik werkte al niet meer voor de politie toen de nabestaanden bij mij thuis zijn geweest. Ze waren diep teleurgesteld in de behandeling door het ‘nieuwe’ CCT.”
In 2004 trokken Harrie Timmerman en Dick Gosewehr aan de bel over de Schiedammer Parkmoord-zaak. Beiden werden – omdat ze met de pers hadden gesproken – vervolgens uit het CCT gezet. Timmermans contract met de politie werd niet verlengd en Gosewehr werd overgeplaatst naar het district Winschoten, een regelrechte degradatie.
Wat gebeurde er verder?
Timmerman: “Door alle stress kreeg ik last van hoge bloeddruk, waarvoor ik in het ziekenhuis moest worden opgenomen. Vanwege m’n gezondheidsproblemen ben ik toen met vervroegd pensioen gegaan, wat me bijna 15.000 euro bruto per jaar kost.
“Ik was destijds ook examinator op de politieacademie. De politie in Friesland vernam dat en kort daarna werd mijn contract beëindigd, zonder dat de docent van dat vak er iets vanaf wist. Hoewel ik zeker successen heb behaald, ben ik na mijn vertrek nooit door politie of justitie gevraagd om hen te assisteren bij een onderzoek.
“Circa 2009 werd ik benaderd door een ex-rechercheur uit Groningen. Deze gaf toen cursussen op de politieacademie. Hij vertelde mij dat hij daar de cursus ‘Tegenspraak’ (een van de acties van de overheid naar aanleiding van het falen in de Schiedammer Parkmoord en bedoeld om tunnelvisie tegen te gaan) ging organiseren. En dat het hem goed leek dat ik hem daar als deskundige zou kunnen helpen. Op de vraag of ik daartoe bereid was, heb ik positief gereageerd. Daarna heb ik er nooit meer iets van vernomen. Dick kon nog enige tijd assisteren bij lopende onderzoeken, tot dat dit door de korpsleiding verboden werd.”
In 2007 verscheen Tegendraads, het boek waarin Harrie Timmerman zijn periode bij de politie beschrijft, en waarin ook de Schiedammer Parkmoord-affaire als een van de vele zaken aan de orde komt.
De reactie van het OM en de politietop, vertegenwoordigd door hoofdofficier van Justitie Groningen Jan Eland en korpschef Regiopolitie Groningen Oscar Dros, was op z’n minst curieus te noemen. Het begint al met de aanhef:
“Noot voor de redactie; niet voor publicatie: De korpschef en hoofdofficier reageren met deze publicatie eenmalig op het boek Tegendraads van de heer Timmerman. Een nadere mondelinge toelichting op de inhoud wordt niet gedaan.”
Er kon, en kan, dus niet gevraagd worden waarom de hoge heren het nodig vonden aantoonbare onwaarheden te berde te brengen, zoals:
“Veel van de zaken die in het boek beschreven worden, speelden zich af buiten de provincie Groningen. Regiopolitie Groningen en het Openbaar Ministerie Groningen hadden en hebben daar geen bemoeienis mee.”
Wat simpelweg niet klopt – de meeste zaken in het boek speelden in de provincie Groningen – waar Regiopolitie Groningen en het Openbaar Ministerie Groningen wel degelijk bemoeienis mee hadden. En de stelling is absurd: want waar Timmerman zaken beschrijft die buiten de provincie Groningen plaatsvonden, geeft hij helder aan onder wiens verantwoordelijkheid die zaken lagen. Zo werd de lezing van de onderzoeker van het Nederlands Forensisch Instituut over het ontlastende DNA-bewijs in de Schiedam-zaak (op zich een Zuid-Hollandse aangelegenheid) onder andere aan het Groninger CCT gegeven. En juist door die lezing kwam de zaak aan het rollen.
Ook deinsden ze er niet voor terug Timmerman verdacht te maken. De korpschef en hoofdofficier:
“Wij herkennen in het boek veel hele en halve onwaarheden of een eenzijdige, subjectieve interpretatie van feiten door de schrijver. We plaatsen vraagtekens bij de bewering van Timmerman dat zijn kritiek bedoeld is als bijdrage aan een betere politieorganisatie en OM. De wijze waarop hij dat doet, namelijk zonder weerwoord, eenzijdig en op bepaalde punten onjuist, keuren wij af.”
Voor lezers van Timmermans boek komen deze uitlatingen van de korpschef en de hoofdofficier niet als een verrassing. Timmerman in Tegendraads:
“Wanneer je doel is dat er iets ten goede verandert, is het verstandiger de ander te begrijpen en hem niet van kwade bedoelingen te betichten. (…) Ik ben beschuldigd door de politie en dat begrijp ik. Het is een organisatie die gewend is om in termen van beschuldiging te denken en te handelen. Toch zou dit, wil men tot een betere organisatie komen, niet meer mogen voorkomen. Wie voor kwaliteit gaat, moet handelen vanuit empathie, niet vanuit antipathie.”
Zijn er meer voorbeelden van hoe de politietop en het OM jullie zwartmaakten?
Timmerman: “De ex-collega’s van het CCT mochten niet meer met ons praten. In de pers werd gesteld dat wij niet ontslagen waren vanwege Schiedam, maar vanwege het feit dat de resultaten van het CCT tegenvielen. Dat onze rol in later opgeloste zaken stelselmatig werd verzwegen. Het laat zich raden wat over ons in de wandelgangen verteld werd.”
Ondervinden jullie tegenwerking door andere organisaties dan de politie en het OM?
Timmerman: “Ik ben lid van de Expertgroep Klokkenluiders. Voorstellen van deze club werden op de meest achterlijke manieren getorpedeerd door de politiek. We streefden naar de instelling van het ‘Huis van de klokkenluiders’. Eén onderdeel stuitte op tegenstand: het verrichten van een objectief onderzoek door een onafhankelijke organisatie om een klacht inhoudelijk goed te kunnen beoordelen. Dit paste de politici niet. Ze hebben daarom op allerlei manieren getracht dit tegen te houden, waardoor het zeven jaar heeft geduurd voordat de voorstellen werden aangenomen.”
Gerechtelijke dwalingen lijken tegenwoordig schering en inslag. Hebben jullie enig idee of dit simpelweg veroorzaakt wordt door ‘waar gehakt wordt vallen spaanders’, of is er sprake van structurele problemen?
Timmerman: “Het structurele probleem is volgens mij dat we het werk verkeerd organiseren. We hebben managers die aangesteld zijn om het werk goed aangepast aan elkaar te laten uitvoeren. Het merendeel van dit soort managers bestaat uit de categorie angsthazen die alles willen controleren wat erop de werkplek gebeurt en daarom protocollen, werkplannen en dergelijke gebruiken om controle uit te oefenen. Je hebt vervolgens je werk goed gedaan indien je volgens deze protocollen hebt gewerkt, ook al is er iets grondig fout gegaan. Indien je het goed hebt opgelost kun je op je donder krijgen omdat je niet volgens het protocol hebt gewerkt. Voor het personeel, en zeker de vakmensen, werkt dit dermate demotiverend dat men zich niet meer inspant om goed werk te leveren. Als er wat misgaat, verschuil je je vervolgens achter de protocollen.”
Waarom en wanneer begonnen jullie met het op eigen initiatief onderzoeken van gerechtelijke dwalingen, onopgeloste moordzaken en vermissingen?
Timmerman: “Begin 2005 zaten we gedwongen thuis. Dick overdacht wat hij meegemaakt had, toen hij tijdens een cursus gedragsanalyse als literatuur het boek De bekentenissen van Ina Post van Han Israëls had gelezen. Iedereen op de cursus was ervan overtuigd dat Ina onschuldig was. Hij wilde iets met die zaak doen en heeft toen contact met Israëls opgenomen. Via hem kwam hij bij Ina Post en via Ina bij haar advocaat Geert-Jan Knoops terecht. Voor hem hebben wij toen onze analyse van de zaak gemaakt. Dat heeft tot een boek van ons beiden geleid, Wanneer de waarheid… Het ware verhaal over Ina Post (2007). Dit was het begin, daarna kwamen als vanzelf andere zaken onze kant op.”
Op waarheidsvinding.com staat een groot aantal van deze zaken vermeld. Hoeveel zijn inmiddels opgehelderd?
Timmerman: “Van de gerechtelijke dwalingen hebben drie zaken geleid tot een herziening van het vonnis. Ina Post, de Spelonkzaak (een dubbele moord op Bonaire) en de Hilversumse Showbizzmoord (Martien Hunnik). In andere zaken hebben wij ook rapporten geschreven, zoals over de Theo Tetteroozaak, maar die hebben niet geleid tot een herziening. Daarnaast kwamen bij ons erg veel zaken binnen waarin nabestaanden niet tevreden waren over het politieonderzoek. Zij dachten dat hun naaste om het leven was gebracht, terwijl de politie concludeerde dat het om vermissing of zelfmoord ging.”
Hoe reageren het OM en oud-collega’s tegenwoordig op jullie werk?
Timmerman: “Vanuit het OM is de reactie vrijwel altijd hetzelfde. Of er wordt überhaupt niet gereageerd of men schiet op de boodschapper. Men gaat nooit in op de inhoud. Of ze halen er een detail uit en roepen dan dat men daarop geen conclusies mag trekken, of dat dit niet in alle gevallen wil zeggen dat… Het OM vergeet dan de samenhang tussen alle feiten.
“Wat betreft oud-collega’s ligt het gedifferentieerder. Privé zijn velen het met ons eens, maar men durft dit zeker niet in het openbaar te zeggen. En vanzelfsprekend zijn er ook oud-collega’s die ons werk niets vinden.”
Is er iets algemeens te zeggen over hoe lang de politie tegenwoordig actief een moord onderzoek, als het gaat om de tijdslengte van het eerste onderzoek?
Timmerman: “Nee, daar valt niets over te zeggen. Mijn ervaring is dat het vooral afhangt van wat voor zaak het is – inschatting vooraf: een moord op een tippelaarster is hopelozer dan die op iemand van onbesproken gedrag – en hoe het onderzoek zich ontwikkelt. Wel komt voor dat een teamleider wil doorgaan, maar dat van hogerhand wordt besloten de zaak te stoppen, vanwege teveel kosten, te weinig kans op een oplossing.”
Wat vinden jullie in het algemeen van de kwaliteit van moordonderzoeken in Nederland. Zien jullie algehele verbeterpunten?
Timmerman: “In het algemeen geldt dat de meeste zaken, en niet alleen moordzaken, zo eenvoudig zijn dat elke ‘boerenlul’ die zaak kan oplossen. Het probleem is dat het gemiddelde niveau van de teamleiders bij moordzaken onvoldoende is om ingewikkelde zaken tot een oplossing te brengen. Dat kun je die mensen niet kwalijk nemen, maar wel de managers die het liefst leidinggevenden hebben die naar beneden trappen en naar boven likken en niet mensen benoemen op grond van hun opsporingskwaliteiten.”
Bij research voor dit interview lazen we het artikel van Ilse van Leiden en Henk Ferwerda, Van cold case naar hot case: De stand van zaken en opbrengsten van cold case onderzoek in Nederland. Dat stuk lijkt zeer overtuigend het belang van de werkzaamheden van Cold Case Teams weer te geven.
Timmerman: “Henk Ferwerda is een oud-collega van mij. Hij was destijds een goed onderzoeker. Ik vond toen ik het in 2007 las, en ook nu nog, dat dit heel goed de goede bedoelingen van de CCT’s beschreef, maar niet goed hoe het in de praktijk geregeld was.”
Een recenter artikel is van Jeichien E. de Graaff, Coldcase-onderzoek onder de loep. In: Opportuun, juni 2013 (Opportuun is het relatiemagazine van het Openbaar Ministerie.)
Ook interessant: Ryan Turner and Rachel Kosa, Cold Case Squads: Leaving No Stone Unturned, Bureau of Justice Assistance, Washington D.C., 2003.
De moordzaken van het Groninger Cold Case Team:
1 Wietske Bauer, 1986. Vrouw uit Leeuwarden die in Groningen werd vermoord. Onopgelost.
2 De zaak Marco, 1990. “Wij hadden toestemming om de verdachte te horen, toen we uit het CCT werden gezet. Na ons vertrek is niet meer actief aan deze zaak gewerkt”. Onopgelost.
3 Salah Tayebi, 1990. Dit was een criminele afrekening in coffeeshop Revolution. Deze zaak is nog steeds niet opgelost.
4 Echtpaar Van der Lei, 1991. Vermoord door Omar A. Opgelost.
5 Michaëlle Fatol, 1993. Tippelaarster, vermoord door Willem van E., Opgelost. (Willem van E. had in de jaren ’70 twee vrouwen vermoord. In 1993-2001 vermoorde hij nog eens drie vrouwen. Vanwege zijn woonplaats werd hij naderhand ‘het beest van Harkstede’ genoemd. Hij heeft een levenslange gevangenisstraf gekregen, red.)
6 Maja van Vloten, 1994. Moord op een hulpverleenster van asielzoekers. “Is ‘opgelost’ dankzij een zelfmelder, die het volgens ons niet heeft gedaan.”
7 Annelise Reinders, 1994. Tippelaarster, vermoord door Willem van E. Opgelost.
8 Carl Boldewijn, 1995. Moord op harddrugsdealer. “Wij hadden in 2004 aanwijzingen wie er bij betrokken waren. Deze zaak stond toen op de lijst om binnenkort te onderzoeken. Anno 2016 is dit delict nog steeds niet opgehelderd.”
9 Anna Heeminga, 1995. Moord op een 85-jarige vrouw in Zuidwolde. “Deze zaak hebben we globaal onderzocht. Nog steeds niet opgelost.”
10 Antoinette (Saskia) Bont, 1995. De moord op een tippelaaarster. “Naar onze mening in de SM-wereld”. Nog niet opgelost.
11 Gonda Smit, 1996. Vermoord door gokverslaafde echtgenoot. “Door ons opgelost.”
12 Els Slurink, 1997. Moord op een psychologe van het Diagnostisch Centrum, waar seksueel misbruik van kleine kinderen werd onderzocht. Nog niet opgelost.
13 Anne de Ruyter de Wildt, 1997. Studente, vermoord door Henk S. Opgelost.
14 Shirley Hereijgers, 1997. Tippelaarster. “Volgens ons, op basis van DNA, vermoord door de moordenaar van Anne de Ruyter de Wildt.” Formeel niet opgelost.
15 Cornelis Booisma, 1998. Roofmoord op 69-jarige man. Nog niet opgelost.
16 Johan Versveld, 2000. Bomaanslag op hasjhandelaar. “Hij heeft het overleefd, zijn benen niet.” Onopgelost.
17 Sasja Schenker, 2001. Tippelaarster, vermoord door Willem van E. Opgelost.
Vermissingen:
18 Ineke Fleurke, 1994. Nog niet opgelost.
19 Jolanda Meijer, 1998. Nog niet opgelost.
Lees ook: de zaak Marco – De ochtend dat Satan in Groningen huishield