Afgelopen woensdagavond bleek de universele druppel om alle emmers in het land te doen overlopen. De gemeenteraadsverkiezingen? Die liet iedereen even uit handen vallen. Geert Wilders was definitief een grens over in het aanrichten van een tweedeling binnen de samenleving. Nee, ik bedoel niet die tussen allochtoon en autochtoon, maar de tweedeling rondom Wilders zelf: de steeds scherper wordende grens tussen PVV’ers en de rest van de bevolking. In een tijd waar mensen zich steeds minder identificeren met hun politieke keuzes, en zeker voor jongeren het kiezen van een partij in de regel per verkiezing gebeurt, lijkt nu een kwestie te liggen die niet als een zwartepietendebat na een paar maanden weer overwaait.
De PVV is altijd al een partij geweest van uitsluiting, een onvermijdelijk gevolg van een ‘wij-zij’-denkwijze, maar Wilders deed tot dusver altijd zijn best om het onderliggende racisme te verhullen. Zijn kritiek was volgens hem niet gericht tegen buitenlanders, laat staan specifiek Marokkanen, maar tegen de islam. Geen religie, maar een politieke ideologie die onverenigbaar was met onze Westerse cultuur, aldus Geert. Deze houding hielp niet alleen om veroordeling te voorkomen, maar maakte het ook lastiger om de stempel van maatschappelijk taboe op de PVV te drukken. Je hoefde geen openlijk racist te zijn om Wilders te steunen; enkele xenofobe trekjes of zelfs maar een conservatieve instelling was genoeg om je te kunnen identificeren met de angst voor verandering van ‘onze’ cultuur.
Die tijd is definitief voorbij, en voor de mensen die het opnamen voor de PVV nadert een tweesplitsing. Of je bent bereid de openlijke uitsluiting op basis van af- en herkomst te accepteren, en kiest ervoor om de rit uit te zitten ongeacht wat deze man verder nog gaat zeggen, of je zult moeten toegeven dat dit niet helemaal was wat je in gedachten had met je proteststem. De grote verandering sinds woensdag is dat het een behoorlijk stuk lastiger is geworden om in de toekomst nog op je keuze terug te komen: niet alleen Wilders is een grens over, maar ook het deel van de aanhang dat geen problemen had met het scanderen van een oproep tot minder Marokkanen. De exodus van Kamer-, raads- en Statenleden en de koerswijziging van oude bondgenoten als de Telegraaf, laat zien dat PVV-volksvertegenwoordigers en –steunbetuigers zich pijnlijk goed bewust zijn van dit punt. Wie nu nog meegaat riskeert het brandmerk van racist nooit meer kwijt te raken.
Het is niet alleen de ‘gematigde PVV’er’ die zijn positie in onverdedigbare staat vindt, maar ook het deel van de bevolking dat zichzelf boven de Wilders-kwestie verheven beschouwde. Deze groep verschuilde zich achter een breed scala van motivaties, van de klassiek liberalen die geïnspireerd door Voltaire zelfs een populist als Geert de vrijheid van meningsuiting gunden, tot de mensen die hoopten dat een politieke haatzaaier hetzelfde was als een pestkop op het schoolplein: gewoon negeren, dan gaat ‘ie vanzelf wel weg. Deze laatste groep zal inmiddels moeten erkennen dat ze het historische wiel van naïviteit opnieuw hebben uitgevonden. Om Martin Niemöller te parafraseren, wie door te zwijgen toestemt met uitsluiting, vindt aan het eind van het verhaal zichzelf met de rug tegen de muur. Toen ze de Marokkanen kwamen halen, heb ik niks gezegd. Ik was immers geen Marokkaan.
De vrijheid van meningsuiting lijkt nog steeds een laatste strohalm waar de mensen die Wilders noch willen steunen, noch veroordelen zich aan vast proberen te klampen. Nu moet ik bekennen dat ik het hele grondwettelijke probleem al sinds de eerste rechtszaak een vreemde zaak vind: blijkbaar is het een voldongen feit dat artikel 1 (de gelijkwaardigheid van een ieder die zich in Nederland bevindt) en artikel 7 (de vrijheid om gedachten of gevoelens te openbaren) nou eenmaal in conflict zijn. Nu snap ik dat we begin negentiende eeuw de opkomst van populisme nog niet zagen aankomen, maar tien herzieningen later kan elke schreeuwlelijk blijkbaar nog steeds een constitutionele patstelling veroorzaken. Het zou nog te verantwoorden zijn als dit de eerste keer was dat de vrijheid van meningsuiting misbruikt werd om de rest van de grondwet aan te vallen, maar ook ten tijde van Pim Fortuyn en daarvoor Hans Janmaat bleken de handen van de rechterlijke macht gebonden, en moest het parlement de boontjes maar doppen met een cordon sanitaire.
Nu ben ik geen jurist, maar ik snap dat we in Nederland geen constitutioneel hof hebben zoals onze buurlanden, dus ik heb het wetboek van strafrecht maar eens opengeslagen. Daar stuitte ik op artikel 137c dat ‘in het openbaar, mondeling of bij geschrift of afbeelding, opzettelijk beledigend uitlaten over een groep mensen wegens hun ras, hun godsdienst of levensovertuiging’ strafbaar stelt, en voor personen die daar hun beroep van maken of de overtreding in vereniging van twee of meer personen begaan de strafmaat nog eens verdubbelt. Het lijkt bijna alsof het wetsartikel gemaakt is om de PVV mee te verbieden, maar ondanks dat geeft het OM nog steeds aan dat vervolging van Wilders een moeilijke, ingewikkelde zaak is. Mijn punt is dat de bestrijding van Wilders geen politieke zaak hoort te zijn, maar doordat de uitvoerende en rechterlijke macht hun handen er niet aan willen branden, het onvermijdelijk toch bij de politiek eindigt.
Naast het (voormalig) PVV-gezinde kamp en de mensen die zich tot nu toe als neutraal uitspraken, is er natuurlijk ook vanaf het begin af aan het bevolkingsdeel geweest dat zich sterk tegen Wilders heeft afgezet. Voor die mensen kwamen de nieuwe uitspraken misschien niet zozeer onverwacht, maar gaven deze wel reden tot bezorgdheid. Wilders’ inschatting dat hij deze stap kon zetten, wetende dat hij daarmee een groot deel van zijn twijfelende aanhang zou kunnen kwijtraken, betekent dat hij er voldoende vertrouwen in heeft genoeg volgelingen over te houden. Een aanhang van hardliners, bereid om dergelijke uitspraken niet alleen te slikken maar ook met woeste gezichten te scanderen, en wie weet in de toekomst uitvoering aan te geven. Dit roept beelden op van gelijksoortige moderne bewegingen in bijvoorbeeld Griekenland, waar het destilleren van de extremistische aanhang al voltooid is.
Ik stelde vrienden en contacten via Facebook de vraag of ze bereid zouden zijn hun stem vòòr een partij bij verkiezingen, in te ruilen voor een stem tègen een partij, en of die bereidheid sinds de nieuwe uitspraken van Wilders gegroeid was. Hoewel dit uiteraard niet in de buurt komt van een statistisch verantwoorde steekproef, waren de antwoorden wel degelijk interessant en het vermelden waard. De mensen die zelf een sterke ideologische overtuiging hadden behielden liever hun voorstem, maar in een tijd waar een gemeentelijke opkomst van iets meer dan de helft als overwinning van het democratisch proces wordt gezien, en het bevolkingsbrede partijlidmaatschap zo’n 3 procent is, kan gesteld worden dat dit een minderheid betreft. De eerder genoemde vrijheid van meningsuiting bleek ook voor een deel oorzaak van gewetensbezwaren tegen het idee, en de vergelijking met strategisch stemmen of zelfs ‘wie is de mol’-taferelen werd getrokken. De meer zwevende kiezers zagen daarentegen wel brood in het idee, en een positief geluid kwam ook uit de hoek van mensen die zich momenteel onthielden van stemmen. Het zou de drempel om naar de stembus te gaan flink verlagen, merkte een anarchist op, die enkele dagen terug nog een foto van een vuilnisbak als stembus deelde.
Kortom, de grenzen en verhoudingen worden scherper. Het PVV-kamp ontdoet zich van gematigde aanhang nu openlijk racisme een vereiste blijkt te zijn, het neutrale gebied wordt steeds lastiger te verdedigen en tegenstanders van Wilders maken gezamenlijk prioriteit van de pijlen op de PVV richten. Het verschijnsel Geert Wilders is een politiek punt op zichzelf, dat met elke nieuwe uitspraak verder het land in tweeën deelt over de vraag of dit moet kunnen, en wat de gevolgen zijn als dit wordt toegelaten. Nu naast een college van B&W zelfs een universiteitsbestuur kleur heeft bekend, komt ook voor jongeren het kiezen van een kant onvermijdelijk dichterbij. Welke kant uiteindelijk de geschiedenis gaat schrijven moeten we nog zien, maar geen persoon zal aan de keuze gaan ontkomen aan welke kant hij staat.
Beeld: Pep Boatella