Acht lange jaren na het begin van de wereldwijde financiële crisis, is Europa eindelijk officieel hersteld. Tijdens het eerste kwartaal van dit jaar is het BBP in de Eurozone met 1,6 procent gestegen, in lijn met het hoogtepunt dat in 2008, net voor de start van de crisis, werd geregistreerd. Tijdens dezelfde periode is de bredere EU-economie met 1,8 procent gegroeid.
In Duitsland kende het BBP tijdens het kwartaal een stevige groei van 0,7 procent, waardoor de groei op jaarbasis uitkomt op 1,6 procent, terwijl het Franse BBP er met 0,6 procent op vooruitging, zodat de op één na grootste economie van de Eurozone voor de derde keer op rij een groei optekende.
Temidden van de niet aflatende Griekse schuldproblemen, de Spaanse politieke crisis, het dreigende Brexit-referendum in het Verenigd Koninkrijk, de vluchtelingencrisis op het hele continent en de verhoogde angst voor terrorisme – wat allemaal leidt tot de opkomst van extreemrechtse partijen – is niet iedereen het erover eens dat deze positieve cijfers grond zijn voor optimisme op de lange termijn.
De wereldwijde groeivooruitzichten blijven namelijk gematigd en zullen dit jaar stagneren op 3,2 procent, wat nauwelijks meer is dan de 3,1 procent die in 2015 werd opgetekend. Dit is te wijten aan de opkomende markten, die blijven onderpresteren.
Ondanks deze moeilijke externe omstandigheden en een hele reeks aan neerwaartse risico’s, lijkt de Europese economie steeds gezonder.
Het Amerikaanse BBP is in de periode 2010-15 jaarlijks met gemiddeld 2,1 procent gegroeid, wat bijna twee keer zo veel is als de Europese over dezelfde periode. Maar sindsdien accelereerde de Europese economie terwijl de Amerikaanse licht begon af te koelen.
De recente cijfers wijzen op een over het algemeen stabiele groei in de meeste Europese landen, aangevoerd door Duitsland. Maar nog bemoedigender zijn de lagere werkloosheidscijfers in de twee grootste economieën, Duitsland en het Verenigd Koninkrijk, waar de werkloosheid nu op 5-9 procent staat, tegenover een gemiddelde van 8,7 procent in de EU. Dit is het laagste niveau in zeven jaar.
De flash-indicator van het Economische Sentiment, die het consumentenvertrouwen meet, duidde in mei op een duidelijk positief sentiment, met een stijging van 0,7 punten in de eurozone en 0,5 punten in de EU in het algemeen.
Zowel de private sector als het consumentenoptimisme stegen in mei tot het hoogste niveau in vier maanden. De detailhandelsverkopen tekenen nu een gezonde jaarlijkse groei op van gemiddeld 2 procent, terwijl de autoverkopen in Europa nu voor de 32e maand op rij zijn gestegen.
Hoewel de overheidsuitgaven de komende jaren waarschijnlijk zullen stijgen, blijven de kapitaalinvesteringen (capex) – die een indicatie zijn van de investeringen door de bedrijven en van de toekomstige economische gezondheid – een bron van zorg, aangezien de wereldwijde onzekerheid een impact blijft houden op de kredietverstrekking door de banken.
Ondanks het nul-rentebeleid van de Europese Centrale Bank en de aanhoudende kwantitatieve verruiming, blijft de toegang tot kapitaal moeilijk, met name in Zuid-Europa, ook al blijven de banken de kredietstandaarden voor bedrijfsleningen verruimen.
En hoewel de werkloosheid in het algemeen blijft dalen, blijft de jeugdwerkloosheid ondertussen hardnekkig hoog, op gemiddeld 18,8 procent in Europa, maar op 51 procent in Griekenland, 45 procent in Spanje en 37 procent in Italië.
Ondanks deze aanhoudende structurele problemen, trage hervormingen en hoge schuldenniveaus in landen als Italië en Griekenland – alsmede begrotingstekorten in Spanje en Portugal die boven de EU-drempel van 3 procent liggen – is de vrees voor een nieuwe eurocrisis, althans voorlopig, niet gegrond.
Er liggen wel grote politieke risico’s op de loer, met als eerste het Brexit-referendum van 23 juni. Maar als we de Europese economische voorzichten in aanmerking nemen, zien wij redenen voor optimisme.