Tot gisteravond riep ik nog wel eens bijdehand dat ik op een bepaalde manier een fundamentalist ben. Fundamentalist in die zin dat ik mijn christelijk geloof vrij serieus neem en mijn vertrouwen stel op een Goddelijke Macht. Na de vreselijke tragedie in Oslo zal ik terughoudender zijn hiermee; veel terughoudender. Zelfs al bedoelde ik het uiteraard altijd lichtelijk zelfspottend. De vermeende dader wordt echter getypeerd als ‘christen fundamentalist’. En ik pas ervoor om met zo’n beestachtig heerschap vereenzelvigd te worden. Allereerst even waarom ik mezelf eerder gerust licht schertsend als fundamentalist zou hebben getypeerd. Zonder schroom. De reden ligt besloten in mijn christen-zijn. Als christen bouw je persoonlijk op een rots. Terwijl ik in daily life toch echt gewoon in een rustige jaren zestig wijk woon. Eekhoorntjes in de achtertuin en rollatorende bejaarden en spelende kleuters delen de stoep en de weg gemoedelijk als het buiten ook maar even droog is. Zo’n buurt. Met huizen die als fundament net geen hout meer hebben, maar beton. Vermoed ik.
Ik bouw desondanks op een rots? Jazeker, het is metaforisch bedoeld. In de Bijbel die ik als gelovige razend serieus neem, wordt Jezus vaak als rots omschreven. Die rots staat dan weer symbool voor de juiste, verstandige en krachtige plek om je huis – in dit geval je vertrouwen/geloof – op te bouwen. Zelfs als er stormen komen en slagregens dan nog staat het op een rots gebouwde huis fier overeind. Dat is relatief kort door de bocht de gedachte. Even het Bijbelverhaal compleet maken: als je aan de kust woont en je bouwt je huis niet op de rots maar op het zand, dan kun je er bijna zeker van zijn dat je huis op z’n zachtst gezegd nogal veel risico loopt. Bepaald niet rotsvast.
Jezus Christus
Zo’n fundament is nodig, als je het mij vraagt. En voor mij persoonlijk is dat Jezus. Volgens de berichtgeving online zou de dader ook een christen zijn. Een fundamentalistisch christen zelfs. Iemand die zijn huis bouwt op dezelfde rots als ik. Laten we even duidelijk zijn: dat is dus niet zo. Deze treurige onheilzaaier woonde en woont niet op ‘mijn’ rots. Dat is niet een vanuit buikgevoel geroepen kreet, dat valt te beargumenteren – te funderen, zo je wil – op basis het boek dat voor christenen zo belangrijk is: de Bijbel. Het is eigenlijk heel simpel. Gelovigen noemen zich christenen omdat ze hun vertrouwen stellen op Christus. Ze willen op Hem lijken en worden daartoe uitgedaagd. We hoeven dan ook alleen maar te kijken naar de manier waarop Christus leefde, om te toetsen of vermeende dader Anders Behring Breivik een christen was. Dat kun je namelijk aflezen aan zijn leefstijl en zijn daden. Jezus was vergevend, liefdevol, soms ook scherp en duidelijk, altijd rechtvaardig en volledig pacifistisch. Need I say more? Vergelijk de door mij opgesomde eigenschappen met die van de Oslo-dader en je weet het: deze man kun je met goed fatsoen geen christen noemen. Wel fundamenteel gestoord en psychisch in de war.
Op het woord fundament(eel) ligt de komende periode – en eigenlijk al sinds 11 september 2001 – een enorme smet. Terwijl ik uiteindelijk denk dat eigenlijk niemand zonder fundament kan. Mensen hebben behoefte aan een basis; aan een stevige ondergrond. Als vertrekpunt voor alle activiteiten die ze ondernemen, de set normen & waarden die ze aanhangen en uitdragen. Een fundament is levensbepalend. Dat geldt natuurlijk luid en duidelijk voor de God-georiënteerde gelovige, maar net zo duidelijk voor de socialist, liberaal, pacifist, ras-democraat en oer-conservatief. Voor de vrijdenker en de filosoof. Iedereen bouwt zijn ‘huis’ op een persoon, God of van mijn part levensveranderend boek of motto. Niks mis mee. Het is belangrijk en boeiend en geeft mensen diepgang en het leven betekenis. Zonder fundament vaart niemand wel, maar zodra er –isme aan het fundament wordt toegevoegd, gaat het helaas meestal mis. Betreurenswaardig.
CC-Foto: Mrkathika