‘In de oorlog was alles beter’, verzucht Nazif (Nazif Mujic) en je kunt je bijna voorstellen dat hij gelijk heeft. In een armoedige woning in Bosnië-Herzegovina leeft hij met vrouw Senada (Senada Alimanovic) en twee jonge dochtertjes, die in het kleine huisje hun energie nauwelijks kwijt kunnen. Op de televisie sneeuwt het, buiten ook. Overdag verzamelt Nazif schroot dat hij verkoopt om zo de eindjes aan elkaar te knopen, net als eerder dit jaar de twee Britse tieners in The Selfish Giant. Het sprookje is hier al even grauw.
Wanneer Nazif op een dag thuis komt vindt hij zijn vrouw kermend op de bank. Ze heeft last van haar buik. In het ziekenhuis, tientallen kilometers verderop, blijkt een miskraam de oorzaak te zijn. Ze moet worden geopereerd. Zo snel mogelijk. Omdat Senada niet is verzekerd gaat dat het Roma-gezin omgerekend honderden euro’s kosten, geld dat ze met geen mogelijkheid kunnen opbrengen. Maar de dokters zijn onverbiddelijk. Niet verzekerd, dan betalen. Niet betalen, dan geen operatie.
Regisseur Danis Tanovic, die in 2001 debuteerde met het Oscar winnende No Man’s Land, baseerde zijn film op een waargebeurde incident dat voor enige reuring zorgde in Bosnië-Herzegovina. Hij benaderde het onfortuinlijke gezin en liet hen zelf de gebeurtenissen naspelen. Het levert een film op die zich ergens beweegt op het grensvlak tussen fictie en documentaire en Tanovic gebruikt minimale middelen om zijn personages dicht op de huid te volgen.