Het is dinsdag en woensdag Europese Raad in Brussel. De regeringsleiders komen samen om onder andere over de Brexit en de vluchtelingencrisis te praten. Ook gaat het heel even over het associatieverdrag met Oekraïne waar Nederland onlangs tegenstemde. Iedereen die een romantisch beeld heeft van de journalist die bij zo’n topontmoeting uit bergen informatie een verhaal probeert te destilleren, heeft het mis. Ondanks de excellente internetverbindingen in het gebouw van de Europese Raad, leven we hier in het tijdperk van informatieschaarste in plaats van informatie-overvloed.
De beelden die u van de Europese Raad ziet vallen uiteen in een paar categorieën. De belangrijkste zijn de regeringsleiders die op een open binnenplaats uit hun auto stappen. Ze lopen naar de journalisten toe die hen wat vragen stellen. Er staan filmpjes online van vrijwel iedereen die deelneemt aan de besprekingen. Ze zijn gemaakt door de ambtenaren van de Raad zelf. Het grootste probleem is taal: iedere regeringsleider krijgt vragen van journalisten uit eigen land – die netjes achter een hekje staan opgesteld – en dus wordt er meestal gepraat in talen die veel kijkers niet machtig zijn zoals Kroatisch, Sloveens, Zweeds en Portugees.
Er zijn ook veel stand-ups in de hal van het gebouw van de Europese Raad. Journalisten staan voor een camera met op de achtergrond Europese logo’s, vlaggen of journalisten die aan het werk zijn. Deze beelden kent u ongetwijfeld van zenders als RTL en de NOS die hier standaard aanwezig zijn. Zij geven voor de camera uitleg. Er zijn soms ook beelden van de vergaderzaal, voordat de beraadslagingen zijn begonnen. U raadt al waar géén beelden van zijn: de daadwerkelijke gesprekken. We weten niet wat daar gebeurt en zijn dus afhankelijk van lekken om te weten wat daar plaatsvindt.
Soms lijken aanwezigen interessante informatie te hebben. Maar of je er wat aan hebt, is de vraag. Een kale man staat een groep journalisten te woord. Uw verslaggever gaat erbij staan maar hij spreekt deze taal niet: deze komt wat oost-Europees over. Later herhaalt het tafereel zich met – vermoedelijk – een Spanjaard. Zo zien we hoe journalisten hier hun informatie halen: uit nationale bronnen want het merendeel van de talen is bij de verslaggevers onbekend, zelfs voor talenknobbels.
Zelfs als journalisten onderling wel een gemeenschappelijke taal hebben – bijvoorbeeld Engels of Frans – is het de vraag of er in het thuisland veel interesse is in die verhalen van elders. Er zitten in de Europese Raad 28 landen aan tafel, maar die zijn journalistiek niet allemaal even interessant. Natuurlijk stemmen Litouwen, Ierland, Malta en Finland ook mee, maar de gemiddelde lezer wil niets over die landen weten. Duitsland, Groot-Brittannië en Frankrijk is voor de gemiddelde reportage wel ingewikkeld genoeg.
Dit alles is sturend voor wat journalisten hier komen doen: ze bekijken de interviews van de binnenkomende regeringsleiders, pakken de persbriefing van afgelopen zondag er nog eens bij en vullen dat eventueel aan met nog wat andere informatie uit de nationale politiek. Er is slechts verschil tussen twee soorten journalisten. De persbureau’s, kranten en televisiezenders moeten een verslag van de topontmoeting hebben en dus moeten deze journalisten iets produceren. Journalisten die niet het dagelijkse nieuws verslaan hoeven hier eigenlijk niet te zijn. Aanwezigheid is alleen zinvol als ze veel voorwerk hebben gedaan.
Maar zelfs voor de journalisten die het dagelijks nieuws verslaan is het een lange zit, want zo lang duurt het maken van een basaal verslag nu ook weer niet. Rond drie uur in de middag komen de regeringsleiders binnen, er is tussendoor een persconferentie met Europarlementsvoorzitter Martin Schulz en verder gebeurt er verpletterend weinig. De belangrijkste informatie is vooraf en achteraf al bekend: vooraf is er een zeer uitgebreide persbriefing – die was in dit geval zondagavond al – en achteraf zijn er persconferenties. Tussentijds komen conclusies naar buiten. Meer nieuwe informatie is er niet.
Voor fotografen en cameramensen is dit hele gebeuren het ergst: ze kunnen pas weer hun werk doen als er politici in beeld zijn en die zitten juist de hele avond achter gesloten deuren aan hun werkdiner. Deze avonden bestaan uit wachten want niemand weet hoe lang het duurt. Dinsdagavond valt het mee: het wordt geen nachtwerk, maar om elf uur vertrekken de meeste regeringsleiders weer en houden Mark Rutte, Donald Tusk en Jean Claude Juncker een persconferentie. Om twaalf uur kunnen de journalisten dan eindelijk naar huis.
Woensdagochtend herhaalt dit tafereel zich. Goed nieuws: een hoge ambtenaar denkt dat de regeringsleiders dan rond twaalf uur wel klaar zijn.
Chris Aalberts doet dit jaar onder de titel #Bruslog – Brusselse logica – verslag van Europese politiek in Brussel, in Den Haag en in het land.