Dat een oorlog van nature vuil is, is bekend. Wat een oorlog nog vuiler maakt is dat hij niet te reduceren valt tot een simpel zwart-wit beeld, een strijd van de goeden tegen de kwaden. Het beeld is immer diffuus. Niets is wat het schijnt te zijn. Een oorlog wordt verder nog een graad erger als er sprake is van een burgeroorlog met wisselende bondgenootschappen en vijandschappen en als dan ook nog eens buitenlandse machten zich met zo’n burgeroorlog bemoeien is de chaos compleet. En diezelfde chaos zorgt ervoor dat al te veel verschrikkelijke ‘details’ van zo’n burgeroorlog aan het oog worden onttrokken.
Een zo’n ‘detail’ betreft de aanval op de Syrische plaatsje Kessab, gelegen in het uiterste noordwesten van Syrië, tegen de Turkse grens aan en niet ver van de Middellandse Zee. Kessab is ook een grensovergang. In de vroege ochtend van de 21e maart werd het stadje aangevallen door jihadistische Ahrar al Shambrigades (‘De bevrijders van Syrië’) en leden van het Nusrafront. Met mortieren werd de plaats bestookt en de bewoners, voor het overgrote deel Armeniërs, christenen, 2000 in getal, namen de wijk, alles achterlatend. Ze vluchtten onder andere naar de nabij gelegen Syrische kustplaats Lathakia. Ze vluchtten niet naar Turkije.
Er zijn beelden van jihadisten die triomfantelijk door de straten van het plaatsje trekken. Later kwamen er berichten dat mensen vermoord zouden zijn en kerken ontheiligd. Maar deze berichten zijn tot op heden niet bevestigd. De grensovergang is in handen van de jihadistische rebellen. Overal staat hun naam op de muren van de grenspost gespoten en zijn hun vlaggen te zien.
De gebeurtenissen in Kessab passen naadloos in de gebeurtenissen elders in het door oorlog verscheurde Syrië: mensen, en met name christenen, worden uit hun dorp of stadje gejaagd met achterlating van have en goed. Niets nieuws onder de zon van de Syrische burgeroorlog.
Maar hier gaat het om Armeniërs. En wel om Armeniërs die in een plaatsje wonen dat letterlijk uitkijkt op Turkije. En Turkije en Armenië delen een bijzonder triest verleden: de Armeense genocide, die een eeuw geleden plaatsvond. Door de hand van het –toen nog- Osmaanse rijk, de ‘voorloper’ van het moderne Turkije vonden tussen de een en anderhalf miljoen Armeniërs een zinloze dood. De massamoord in 1909 van Armeniërs in de vlakbij Kessab gelegen stad en provincie Adana staat nog steeds in de geheugens van de bewoners van het plaatsje gegrift. De kwestie beroert vanzelfsprekend nog altijd de gemoederen in de Armeens gemeenschappen die –nog meer- over de hele wereld verspreid raakten na de genocide.
Het probleem is dat Armeense bewoners van het plaatsje vastgesteld hebben dat de aanvallers –onder andere- van de andere kant van de grens kwamen: uit Turkije. Ooggetuigen berichten dat de jihadisten ongehinderd de Kessabgrenspost tussen Syrië en Turkije konden passeren: er was niemand die hen tegenhield, ook niet aan de Turkse kant.
Dat maakt dat veel vingers naar Turkije wijzen. Niet alleen door de bewoners van het plaatsje, maar ook door de Armeense regering. Natuurlijk liet ook Damascus van zich horen en de Russen verklaarden zich solidair met de Armeniërs.
Het verwijt dat de Turkse regering van premier Erdoğan wordt gemaakt is dat haar zuidgrens met Syrië slechts selectief bewaakt wordt. De Turkse overheid zou jihadisten op haar grondgebied toelaten waar zij ongestoord op krachten kunnen komen en nieuwe aanvallen uitvoeren op Syrisch grondgebied. De ideologische motivatie achter deze politiek zou zijn dat jihadistische groepen als het Nusrafront , Al Qaeda en ook de Ahrar al-Shambrigades soennieten zijn. De AK Partij van premier Erdoğan is ook van soennitische huize. Hij zou naar verluidt graag zien dat in Damascus een soennitisch bewind aan de macht komt en daarom de brigades steunen, net zoals Saoedi-Arabië dat overigens met dezelfde motivatie doet.
Dat uitgerekend het moderne Turkije, erfgenaam van het Osmaanse rijk, de aanval op Kessab, op vingerbreedte afstand gelegen van Turks grondgebied, zou hebben toegestaan, of hem in elk geval niet tegengehouden heeft, doet de Armeense gemeenschap in Kessab zelf, de andere Armeniërs in Syrië en Armeniërs over de hele wereld uiteraard denken aan de massamoord die op hun voorouders plaatsvond. In Amerika en Australië organiseerden Armeense gemeenschappen bijeenkomsten en demonstraties als protest tegen de gebeurtenissen in Kessab.
Elke verdrijving en elke moord in de Syrische burgeroorlog is naar hun aard verschrikkelijk. Maar de gebeurtenissen in Kessab vormen onweerlegbaar een dieper dieptepunt dan ooit, juist omdat het gaat om een volk dat in het verleden al zo geleden heeft en dat door de hand van een land dat ook nu niet vrijuit lijkt te gaan.
Daarom is een speciaal woord van aandacht voor de Armeniërs in Syrië op zijn plaats. De honderdste herdenking van de Armeense genocide valt samen met een nieuwe aanval op het Armeense volk. Hoe cynisch kan de geschiedenis zijn.