Twee weken nadat er in Groot Brittannië nipt werd gestemd voor een Brexit weten veel commentatoren en zichzelf beschaafd achtende twitteraars het zeker: de onderbuik heeft gewonnen. Het waren tenslotte de mensen in de sociaal economisch lagere klassen die relatief minder scholing hebben genoten die in het stemhokje voor een Brexit kozen. Wisten deze mensen wel wat ze zich op hun hals haalden? Hebben die arme domme Vicky Pollards zich niet laten ringeloren door Johnson, Farage en andere populistische rattenvangers? Kortom: kunnen en mogen dergelijke mensen eigenlijk wel mee besluiten over zo een belangrijk onderwerp?
Als we de Britse, maar ook zeker Nederlandse, intelligentsia moeten geloven, liever niet. Zo schreef Hans Goslinga voor Trouw de Wikipedia-pagina over van een Belangrijke Filosoof Met Franse Naam om een inherent anti-democratische stelling in te nemen, namelijk dat een referendum never-nooit goed kan zijn aangezien het volk (lees: paupers) nooit het laatste woord mag hebben. Niet heel verbazingwekkend voor Guizot, die graag alleen had dat mensen van bepaalde stand en/of educatie afgevaardigden kozen. Wel verbazingwekkend als 1-op-1 argument voor een liberale constitutionele democratie zoals wij die vandaag de dag kennen. Desalniettemin moet iedereen erkennen dat een directe democratie feitelijk neerkomt op de tirannie van de meerderheid, maar het argument hier stoppen getuigt van intense intellectuele luiheid en lethargie. Er zit namelijk nog een levensgroot verschil tussen een algehele directe democratie en een incidentele volksraadpleging in de vorm van een raadgevend referendum.
Het ‘ja maar vertegenwoordigende democratie’- argument is tenslotte maar de helft van het democratische verhaal. Ja, een representatieve democratie is noodzakelijk om ook minderheidsstemmen een plek te geven. Ja, een representatieve democratie zorgt dat elke stem, en niet alleen de luidste stem, wordt gehoord. Maar nee: dit is niet waar het eindigt. Het is namelijk een two way street. Het is de plicht van volksvertegenwoordigers om behoedzaam om te gaan met de macht die wij burgers aan hen toebedelen. Wanneer zij niet langer handelen in het belang van de burger, plegen volksvertegenwoordigers feitelijk ‘contractbreuk’. Stapel enkele regeringen van non-responsieve politici op elkaar en we krijgen ook in Nederland een aardig lijstje van borrelende burgerlijke onvrede.
Zoals: verdrag op verdrag tekenen zonder dat burgers in de lidstaten hiertoe expliciet de wens toe hebben uitgebracht. Burgers laten opdraaien voor onverantwoordelijke bedrijfsrisico’s van banken, die hen nota bene in de jaren ervoor hypotheken hebben aangesmeerd waardoor het huis onder water staat. Geen billijk toezicht garanderen bij geprivatiseerde instellingen (zoals woningcorporaties en verzorgingstehuizen) waardoor bij reorganisaties trappen nooit van boven naar beneden worden schoongemaakt, met dik betaalde managers en onderbetaalde en overwerkt verzorgend personeel tot gevolg. Gokken met derivaten van gemeenschapsgeld. Afnemende kansen en minder sociale stijging voor lagere en middeninkomens: als je voor een dubbeltje bent geboren, ga je dus niet meer voor een kwartje dood.
Tenzij je de politiek ingaat, want dat blijkt in de praktijk leuk opstapje te zijn richting het bedrijfsleven (Hoi Neelie, ouwe beunhaas!) Homo’s zijn leuk en aardig 1x per jaar op een boot, maar zodra hun huizen worden bekogeld dan wordt ze gevraagd terug in de kast te kruipen omdat aangifte ‘gedoe’ geeft. While we are on the subject: politiepersoneel wat voor een hongerloontje à 1300 euro netto zichzelf dagelijks moet laten uitschelden en/of bespugen zijn racisten. Allemaal. Tegelijkertijd wordt er geen politiek antwoord gegeven op dossiers die er toe doen (Fyra, woningcorporaties, financieel stelsel), maar wordt alles weggemoffeld in parlementaire enquêtes. En zei daar iemand iets over een onderste steen?
Mocht u denken: “Wat heeft dit allemaal met elkaar te maken?”, prijs uzelf dan gelukkig. Blijkbaar maakt u zich hier allemaal niet zoveel zorgen over, passeren deze onderwerpen zelden de keukentafel en valt u onder de categorie ‘netto-ontvanger’ binnen het huidige systeem. Dit is namelijk een greep uit de zorgen en frustraties van de werkende onder- en middenklasse, die al deze globaliseringshobby’s (zoals brievenbusfirma’s, gokken op de beurs en exorbitante (studie)beurzen en subsidies) mag ophoesten, en feitelijk er (al dan niet gevoelsmatig) op achteruit zijn gegaan of zich geremd achten in hun (sociale) groei.
De revolte in de Britse stemhokjes moet dan ook in het verlengde hiervan worden gezien: een dikke middelvinger van de werkende middenklasse, de netto-betalers ofwel de losers van de globalisering die zich to-taal niet kunnen verplaatsen in hoogopgeleide, jankende, hoofdstedelijke millennials die na een Brexit vrezen voor hun Erasmus-beurs. Een middenklasse, die er bar weinig van snapt dat jongeren (en zelfs anti-globalisten) de straat op gaan om te protesteren voor het establishment, voor grote bedrijven en voor instituties met ernstige democratische tekorten. Laat staan dat zij enige medelijden zullen hebben met panikerende bankiers in de City. Integendeel.
Zeker, er zijn populisten die op deze onvrede kapitaliseren. Tegelijkertijd betekent het feit dat populisten en extreemrechtse gekkies kapitaliseren op deze zorgen, de zorgen op zichzelf niet de facto extreemrechtse gekkiesgepraat zijn. Het denigrerend wegzetten van deze mensen en diens zorgen als ‘populistisch’, ‘ondoordacht’ of ‘ongeïnformeerd’, is tot daar aan toe – de pleidooien tot het ontnemen van het stemrecht van de mensen die het huidige systeem waar jij van profiteert grotendeels faciliteren, is stuitend – alsook nog verder polariserend.
Al deze anti-democratische geluiden van panikerende en arrogante Snobby McSnobfaces wekken de suggestie dat de politieke elite niet erg blij is met de kiezers die zij hebben. Dat is toch werkelijk waar de wereld op zijn kop. Een elite die pleit voor het behoud van de elite, ten gunste van de elite klinkt eerder als een argument wat thuishoort in een autocratie (waarbij vele twitteraars en krantenredacteuren zichzelf verlichte despoten wanen) dan in een democratie. Dat is namelijk de prijs die je betaalt voor een democratie: mensen die jij dom vindt, mensen die jij stom vindt, mensen die volgens jou verachtelijke ideeën hebben – hebben ook een stem. En die stem (ook al vindt jij deze minder goed gemotiveerd dan jij dat zelf zou doen) is helaas-pindakaas in absolute en relatieve termen evenveel waard.
Wanneer je pleit voor democratie op alleen de momenten dat het jou of jouw kliek uitkomt, dan ben je dus tegen democratie in het algemeen. Als je pleit voor burgerschap wat zich samenvat in 1x in de vier jaar naar de stembus, en voor de rest de Grote Verstandige Mensen hun werk laten doen – pleit je voor een carte blanche om sluiproutes te bewandelen. Niets zo gevaarlijk in een democratie als een apathische en niet-participerende burger.
Daarnaast: als je namelijk echt zo een voorstander bent van representatieve democratie, dan behoort de ondankbare taak het besluitvormingsproces inzichtelijk te maken tot jouw dagtaak. Indien je het ‘beter uit moet leggen’, wordt het tijd voor een andere baan – niet voor een ander electoraat. Daar heb je het namelijk maar mee te doen.
In een democratie tenminste.