Op Radio1 hoorde ik een interview met Horst Streck, een gamifier. Een man die zijn brood verdient met de filosofie ‘de samenleving zou een stuk beter af zijn als men meer speelt’. Een niet onsympathieke variant op de Tjakka van Ratelband. Streck maakt zich sterk voor het spel, en dan voornamelijk de game, als leermiddel: “Als ik denk aan de emotionele intensiteit waarmee mensen een game spelen stel ik me voor dat ze met diezelfde intensiteit hun werk doen.”
Nu vermoed ik dat ze juist die emotionaliteit erin steken omdat het geen werk is. Bovendien vraag ik me af of ik als klant wel baat heb bij een buschauffeur, huisarts of psychiater die met een enorme intensiteit zijn beroep uitoefent. Maar dat soort overwegingen zijn aan Streck niet besteedt. Volgens hem bevordert gamen het leervermogen, zelfvertrouwen, transparantie, het vermogen om samen te werken, de creativiteit en het plezier. Bij zeker vier van de zes eigenschappen zet ik serieuze vraagtekens.
De laatste maal dat ik met intensiteit gamede was ten tijde van FIFA 2005. Een paar maanden geleden downloadde ik FIFA 2016 op mijn iPad. Just for old times sake. Het spel was zo realistisch geworden dat ik zelfs op het instapniveau Amateurs vier maal verloor en zes maal gelijkspeelde. In tien potjes scoorde ik geen enkele keer. Ik smeet mijn iPad op de bank waar deze na drie maal stuiteren op de grond in duizenden stukjes uiteenspatte. Wat heb ik van deze game geleerd? Ik heb geen ruggengraat en ik ben een ouwe lul. Voor mij geen spellen meer aub.
Een gesigneerde kopie van deze column is te koop voor 49 euro. U bestelt deze via: @ralphposset