Sommige zaken zijn zo vanzelfsprekend, dat geen mens zich zorgen maakt over de dag dat ze er niet meer zullen zijn, want die dag komt niet. Zo klinkt het weinig geloofwaardig, dat wij de dag gaan beleven waarop de regels en wetten die we samen in het parlement met een meerderheid van stemmen tot stand brengen worden afgeschaft en plaats maken voor een dictaat. Dat is iets voor heel ver weg, of hooguit voor Turkije, maar niet voor hier. Van zoveel vanzelfsprekendheid krijg ik de kriebels.
Al een tijdje lijkt de groep mensen die nauwelijks of helemaal geen boodschap heeft aan onze wetten en regels groter dan ik altijd dacht. Zo werd Nederland afgelopen week verrast door de omvang en intensiteit van protesterende Turken, die het opnamen voor ‘hun’ president Erdogan. Niks mis met protest, maar de verbazing betrof de hartstochtelijke loyaliteit van de zogenaamde ‘Nederturken’ met Turkije. Geen spoor van integratie of binding met het land waar ze geboren en getogen zijn: Nederland. Alsof Erdogan ook hen had opgeroepen de straat op de gaan en de strijd aan te binden met ‘de verraders’. Dat werd het bedreigen van andere Turken en journalisten in Nederland alsof het Turkije was.
De loyaliteit van een aanzienlijk deel van de half miljoen Turken in ons land mag dan liggen bij het dictaat uit Ankara, de groep met een openlijke verachting voor democratische wetgeving is vele malen problematischer. Het betreft hier de mensen voor wie wetgeving helemaal niet door andere mensen kan worden opgesteld, omdat het Opperwezen daar al voor gezorgd heeft: fundamentalistische moslims die religieuze wetten boven de burgerlijke wetgeving stellen. Het ontbreken van sharia-rechtbanken voor moslims, zoals die wel bestaan in Groot-Brittannië, kan erop wijzen dat de ‘wet van God’ onder moslims in Nederland nog niet zo fundamenteel is. Maar het initiatief voor een salafistenschool in Rotterdam is volgens kenners wel een teken dat fundamentalistische moslims steeds beter georganiseerd zijn om hun boodschap in Nederland uit te dragen.
Die boodschap is zeker niet automatisch een gewelddadige route naar het einde van de burgerlijke democratie. Echter het doel van de geweldloze en de gewelddadige fundamentalisten is volgens de Nederlandse onderzoeker Machteld Zee uiteindelijk dezelfde: het vervangen van burgerlijke wetten door religieuze.
Als rechtgeaard democraat kun je daar grofweg op twee manieren op reageren. De eerste is volgens het ‘Donner-principe’, genoemd naar de voormalig minister van Justitie, die ooit concludeerde dat de sharia kan worden ingevoerd als een democratische meerderheid daar voor is. Met die redenering kan je er als democraat vrede mee hebben dat je – bij meerderheid – de democratie (deels) afgeschaft en inruilt voor vorm van een theocratie.
Het probleem van een democratische afschaffing van de democratie is echter dat je niet meer terug kunt. Jurist Bastiaan Rijpkema beschrijft in ‘De weerbare democratie’, dat het mooie van een democratie is, dat op foute besluiten – met een meerderheid van stemmen – kan worden teruggekomen en dat je bij het afschaffen van de democratie ook dat zelfherstellend vermogen weggooit. Kortom, het wordt steeds moeilijker – en uiteindelijk onmogelijk – om terug te komen op het buitenspel zetten van de burgerlijke wetgever, de Tweede Kamer.
Wat moeten we met de mensen voor wie ons rechtssysteem niet de hunne is? De ‘Nederturken’ die de noodtoestand en een heksenjacht verkiezen boven de rechtsstaat en Hollands polderen. En welke toekomst bezorgen salafisten en andere fundamentalisten onze seculiere democratie, die zij in woord en daad zo hartstochtelijk verachten? Piet Hein Donner ging uit van de vanzelfsprekendheid dat het niet gebeurt. Misschien wordt het tijd die vanzelfsprekendheid van tafel te vegen en te erkennen hoe kwetsbaar de democratie is. De vruchten van politieke apathie zijn niet best: The only thing necessary for the triumph of evil is for good men to do nothing (E. Burke).
Deze column werd eerder gepubliceerd op RTL Z.