Over een maand mogen wij Europeanen weer collectief naar de stembus om te beslissen over het lot van het mooiste werelddeel ooit. Na zich te hebben gehoereerd voor #GR2014 staan Rutte, Samsom en de andere partijbazen – Wilders uitgezonderd, die doet het uitstekend – nu voor de schier onmogelijke opgave de kiezer wederom aan hun zijde te krijgen. Schier onmogelijk, omdat het anti-EU-geluid zelden zo luid heeft geklonken, en burgers zelden minder gemotiveerd waren te stemmen voor en op Europa.
Zoals Martijn van der Kooij hier onlangs betoogde: dit zijn de spannendste verkiezingen in jaren, #GR2014 was er niets bij.
Gelukkig nemen de partijen die daadwerkelijk voor een in meer of mindere mate verenigd Europa zijn dit gegeven uitermate serieus. Dat mag ook wel, want er staat nogal wat op het spel. Hoe gaan onze afgevaardigden aldaar de zeventien miljoen ingezetenen van de belangrijkste lidstaat in de geschiedenis van de Unie vertegenwoordigen? Wie heeft wie eigenlijk nodig, en is de EU nog wel noodzakelijk of wenselijk? Prangende vragen, die uiterst zorgvuldige antwoorden vereisen. Nou, daar hebben de partijen gehoor aan gegeven.
Zo heeft de PvdA het wijs geacht een heus eenmalig verkiezingsmagazine (pdf) uit te geven. Het is een uitermate fijnzinnig pamflet vol interessante weetjes geworden, zoals ‘Paul Tang in 15 trefwoorden’ en ‘Hoe Europees is Agnes Jongerius?’, zonder welk geen enkele verantwoorde eurokiezer zijn of haar stem kan bepalen.
De inleiding komt van de hand van de ghostwriter van Diederik Samsom himself, die dermate bezeten blijkt door het ideaal van een sterker en socialer Europa dat dat maar liefst vier keer letterlijk genoemd wordt – in een tekst van vijf alinea’s. Het idee lijkt dat als je iets maar vaak genoeg herhaalt mensen vanzelf gaan geloven dat je gelijk hebt, ook wel het gelijk van het schoolplein genoemd. Verder weinig nieuws onder de zon: Europa heeft veerkracht getoond in de crisis, het ging soms bijna mis, maar uiteindelijk zullen we het toch samen moeten doen. Dat zal de nodige twijfelaars over de streep trekken.
Mocht dat niet het geval zijn, dan is daar altijd nog, godverdomme, Hans Spekman. Spekman vertrouwt de lezer toe waar de Europese verkiezingen echt over gaan en wat de doelen van zijn partij zijn. Verrassende ontboezeming: Spekman wil niet de grootste worden om de grootste te worden, nee, hij wil daadwerkelijk iets veranderen. Daar mogen we hem dankbaar voor zijn, want het gaat de verkeerde kant op met Europa, aldus diezelfde Spekman – en ook aldus de SP, overigens. Dat vindt ook het CDA, dat ‘overbodige franje’ hekelt en naar goed gereformeerd gebruik pleit voor een ‘sober Europa‘.
Daarbij staat het CDA voor een Europa waarbinnen Nederland zelf mag bepalen wat het doet, waar Nederlandse belangen voorop staan en waar lokale aangelegenheden lokale oplossingen vragen. Mooi, laten we corruptie in Roemenië dan ook aan de Roemenen over?
Het beleid van het CDA wordt uitgedragen door onder andere Wim van de Camp, een speciaal exemplaar van de homo politicus, die tegenwoordig voornamelijk via Twitter tot het gepeupel spreekt. Over zijn eerste baan als postbode – een unicum in Brussel – en over de ‘gammele bootjes’ waarin niet-Europeanen hun heil komen zoeken in het beloofde land.
Camp schuwt de realiteit niet: “EU kan niet iedereen opvangen”.
Niet iedereen nee, maar gelukkig kan een politicus die zijn eigen portefeuille nog niet juist weet te spellen wel in Brussel aan de slag. Of, zoals Jaap Jansen het stelt, ‘dat zit wel snor’.
Bovenstaande thema’s keren bij de VVD even zo hard terug. Europa moet zich niet bemoeien met het Nederlandse strafrecht, bijvoorbeeld, en moet vooral niet nog meer politieke invloed krijgen. Waar het program van de VVD zich mee onderscheidt is het volstrekt unieke en werkelijk briljante idee dat Europa goed moet zijn voor Nederland.
Zo kan het natuurlijk ook. In plaats van geen EU een dienstbare EU, dat we daar nou niet eerder op gekomen zijn.
Wel heeft de VVD de politieke realiteit scherp in de gaten, tempert het bij voorbaat de verwachtingen van de slagkracht van de Nederlandse Europarlementariërs. “Als je lid bent van een club moet je natuurlijk soms compromissen sluiten, verlies je wel eens een stemming en moet je andere leden er wel eens bijtrekken.”
Inderdaad. Het is politieke proza verheven tot het niveau van de studentenvereniging. In plaats van lidstaat van een supranationaal samenwerkingsverband is Nederland lid van ‘een club’, moeten we niet tactisch samenwerken maar ‘andere leden er wel eens bijtrekken’.
Dergelijke teksten zijn tekenend voor de wijze waarmee de stemgerechtigden tegemoet getreden worden in de aanloop naar het Eurofeest. Als de burger niet wil luisteren naar het hoe en waarom van het nut van de EU, dan ligt dat niet aan het nut van de EU, dat zou al te dol zijn. Nee, dan moet de boodschap gewoon anders verkondigd worden.
Daarbij is gekozen voor een aanpak van de kiezer als infantiel zwakbegaafde, die met glossy afbeeldingen, Calvinistische beeldspraken en corpsretoriek opgevoed dient te worden.
Het illustreert de armoede van een groep Nederlandse politici en communicatieadviseurs die het vertrouwen in het eigen verhaal lijken te hebben verloren. Een Van de Camp moet met zijn getweet zogenaamd het volk op de hoogte houden van wat een Europarlementariër zoal doet om daarmee de kloof tussen burger en EU te overbruggen. In de praktijk ontaardt dit in een pathetische opeenvolging van anekdotes waar niemand op zit te wachten, die meer kwaad dan goed doet.
Dan heeft Wilders het toch beter bekeken. Zijn boodschap van hoop, onderbouwd door een tot in den treuren aangehaald rapport over de voordelen van een ‘Nexit’, steekt schril af bij de tragisch ineffectieve aanpak van Rutte c.s. Het doet er niet eens meer toe wie er gelijk heeft, of de EU ons welvaart en veiligheid brengt of enkel problematische regelgeving, of we meer gebaat zijn bij een zuiver economische samenwerking of dat een politieke Unie wel degelijk voordelen biedt. Als de voorstanders niet capabel genoeg zijn hun boodschap op een volwassen manier te verkondigen, dan verdienen ze geen mandaat.
Daarom, verlos ons van deze campagnestrategieën en in godsnaam, nooit meer een magazine. De kiezer, welwillend of niet, verdient beter.