Mevrouw Masse doet in oesters. Ze opent de luiken van haar blauwe schuurtje van twaalf tot twee en van vijf tot acht. Ze heeft oesters in vier maten. Nr. 2, nr. 3, nr. 4 en nr. 5. Nr. 3 wordt het meest gegeten, al is de smaak van alle maten hetzelfde. Meneer Masse heette Benoit. Benoit Masse. Sinds een jaar staat zijn voornaam op de bedrijfsauto, op de reclamedoeken, op de zijkant van het schuurtje en op de vlaggen. Vrijwel niemand kende zijn echte voornaam. Iedereen noemde hem Esca. Van escabeau, trapje. Dat kwam door zijn grootvader.
De grootvader van Benoit heette ook Benoit. Grootvader leverde in de oorlog oesters aan Duitse officieren. De overste hield zelf ook van oesters. Hij betaalde zijn oesters altijd en stond erop dat zijn officieren dat ook deden. Grootvader vergaarde in verhouding tot zijn dorpsgenoten een fortuin.
Toen de oorlog voorbij was, zeiden de dorpsgenoten die net als grootvader lid waren van de Amicale Nautique, dat ze het hem niet kwalijk namen. Het had iedereen kunnen gebeuren. Doe ons om het goed te maken maar een smeedijzeren trapje cadeau. De Duitsers hebben jou omhoog geholpen, nu kun je ons omhoog helpen. Met zo’n trapje hoeven we niet steeds over het muurtje te klimmen. Dat deed grootvader. Toen de smid het trapje geleverd had, werden de drie treden officieel geopend en doopte de voorzitter het ijzeren ding L’escabeau Masse. Daarmee was de bijnaam geboren.
Ieder voorjaar, als het trapje tegen de muur gezet was, voelde grootvader dat zijn haat jegens de lang vertrokken officieren toegenomen was. Zijn zoon werd ook Esca genoemd en zijn kleinzoon ook al. Tot vorig jaar.
Vorig jaar, in de nacht van 27 op 28 februari, bij een ongelukkige maan- en waterstand, stuwde een storm het water op. Benoit wilde oestermateriaal in veiligheid brengen. Hij verrekende zich op het tij en verdronk.
Bij de opening van het daarop volgende nautisch seizoen was het trapje verdwenen.