Op 13 augustus vierde Fidel Castro zijn 90e verjaardag. De Cubaanse dichteres Nancy Morejon had mij uitgenodigd voor een korte ceremonie in haar flatgebouw, dat bekend staat als het gebouw van 20 verdiepingen. De festiviteit moest beginnen om 10 uur s ochtends in de hal van het gebouw, maar er was nog niemand. Nancy nodigt mij daarom uit in haar flat, waarvan de zitkamer ook haar studeerkamer is. Er zijn twee stoelen waar je op kan zitten. De andere liggen vol met stapels boeken en papieren. Een boekenkast heeft zij niet. Er is geen stukje van de vloer dat niet bedekt is met boeken of met andere bezittingen. Er is een smalle gang van de deur naar de oude computer. Nancy biedt mij koffie aan maar als ze probeert het te maken wordt duidelijk dat ze de laatste jaren geen koffie meer gemaakt heeft. Ik neem een sap.
Om half elf gaat de telefoon. Beneden is men er klaar voor. We gaan naar beneden. In de lift zit een jonge vrouw in een plastic stoel op een verhoging. Even denk ik dat ze in een rolstoel zit, maar zij bedient de lift. Leve de revolutie!
Beneden is men nog steeds niet helemaal klaar. Een groepje mensen staat buiten in de schaduw van een fietsenstalling. Na tien minuten komt iedereen naar de hal van het flatgebouw. Ik ben een van de jongste aanwezigen, de gemiddelde leeftijd schat ik op 75. Dit wil zeggen, als we de vier schoolmeisjes niet meetellen die iets hebben voorbereid. Een man van ver over de tachtig draag op zijn hemd een bosje medailles.
De organisatie is in handen van het bewonerscomité, dat in Nederland het bestuur van de vereniging van eigenaren zou heten. De ceremonie wordt geleid door een vrouw van meer dan middelbare leeftijd met een revolutionaire uitstraling. De bijeenkomst begint met het zingen van het Cubaanse volkslied. Daarna zijn de meisjes aan de beurt. Zij steken de loftrompet van Fidel Castro in staccato zinnen die steeds eindigen met een open vraag. Op elk van die vragen antwoordt de groep bejaarden: FIDEL! Het doet een beetje Maoïstisch aan, met dien verstande dat in de culturele revolutie de gemiddelde leeftijd van de rode gardisten aanzienlijk jonger was. Een oude man steekt een memory stick in een oude computer. Er verschijnen een serie foto’s van Fidel Castro op het scherm. Maar dat is kennelijk niet de bedoeling. Ook een jonge vrouw krijgt het apparaat niet aan de praat. Dan is Nancy aan de beurt. Haar gedicht heet Fortuna en behandelt het geluk dat Cuba heeft met Fidel. En Fidel? Hij heeft het geluk dat hij als Fidel Castro geboren is.
De dubbele bodem van het gedicht wordt door niemand zo gevoeld. De dichteres verblijft vaak in het buitenland op uitnodiging van Amerikaanse en Europese universiteiten. Ik ken Nancy al heel lang. Toen ze in Amsterdam was – 35 jaar geleden – zei ze over Cuba: “De revolutie heeft aan veel nare dingen een eind gemaakt, maar niet aan het bestaan van klootzakken.”
Nancy is nu 72. Zij kan op Cuba leven van het geld dat ze verdient door in de VS lezingen te geven. Ze geeft mij 10 pesos cubanos voor de terugreis naar mijn appartement. We wachten samen op een collectieve taxi. “Jij moet je hand opsteken” zegt ze. “Ze stoppen eerder voor een buitenlander.”
’s Avonds komt de carnavalsoptocht langs ons huis. Er is veel politie en er zijn relatief weinig feestgangers. Om 12 uur is er een armoedig vuurwerk ter ere van Fidel. ‘Vroeger’, zegt de eigenaar van ons appartement, terwijl we vanaf ons terras naar de optocht kijken, ‘was het carnaval een heel groot feest. Toen werd alles betaald door de Russen. Dat was de beste tijd die Cuba ooit gehad heeft’.
“Maar de productiviteit op Cuba was niet erg hoog” antwoord ik. Hij lacht. “De productiviteit op Cuba zal nooit hoog worden.”