Als de verhitte discussie over de burkini iets blootlegt, zijn het het wel twee zeer ongemakkelijke waarheden: Nederlanders zullen liberalisme nog niet herkennen als het in hun soep drijft en qua debatteren komt dit land niet verder dan niveautje maatschappijleer, havo-4.
Typerend voor de staat van het Nederlandse debat was de uitzending van Pauw afgelopen week, waar twee ‘mondige moslima’s’ (wat kunnen die meiden lekker voor zichzelf opkomen hè?) beweerden dat het dragen van een burkini viel onder keuzevrijheid, en dat het dus thuishoort in een liberale samenleving. Hetzelfde argument komt ook naar voren in de burka-discussie: wie zijn wij om mensen te vertellen wat zij moeten dragen? Daarnaast zorgen dergelijke kledingstukken voor een zekere vorm van “empowerment”, want hey: die vrouwen komen (in tegenstelling tot naar verluidt 300 andere dames in Amsterdam) in ieder geval het huis nog uit.
Alvorens aan te tonen dat dit argument even verheffend is als een gemeentelijke inspraakmiddag over lokale verkeersdoorstroming in een achterafzaaltje van een provinciaal wijkhuis in Twente, is het wel zaak om de burka en de burkini hier van elkaar te onderscheiden. Zo is een burkini uiterlijk gezien niet veel meer dan een winter-wetsuit. Van het soort dat surfers ook dragen. Het verschil zit in de onderliggende motivatie om het zwemgerei aan te trekken. Waar een burkini wordt aangetrokken om religieuze reden, wordt de winter-wetsuit door surfers aangetrokken om onder meer de trommelvliezen te beschermen in het koude zeewater.
Alleen al hierom is een burkiniverbod volstrekt onwenselijk, om de doodeenvoudige reden dat het voor de handhavers zeer lastig zal zijn de verschillende motivaties uit elkaar te houden, laat staan deze per incident onomstotelijk aan te tonen (niet geheel onbelangrijk indien er een boete uitgeschreven gaat worden). Het zou hetzelfde zijn als wij Lonsdale t-shirts verbieden, maar dan alleen voor degenen die dit merk dragen uit affiniteit met extreem-rechts gedachtegoed. Zie dat maar eens aan te tonen in een sportschool of op straat, ik wens u veel succes. Een dergelijke wet alsnog doorvoeren maakt de handhaver (en dus de wet) de facto gevoelig voor willekeur. Een onbetrouwbaar rechtssysteem waarin rechtsgelijkheid niet langer evident is, is altijd onwenselijk in een liberale democratie – ook bij de burkini.
Toch maakt de idioterie van een burkiniverbod de argumenten die worden aangedragen tégen zo’n verbod niet minder ridicuul. In Nederland bestaat namelijk het hardnekkige idee dat keuzevrijheid altijd gelijk staat aan liberalisme, en dat “lekker je ding doen” en “lekker jezelf kunnen zijn” en dus ook “dragen wat je wil” de randvoorwaarden zijn voor een succesvolle liberale samenleving. Laten we deze misvatting eens uit de wereld helpen.
John Stuart Mill heeft in zijn werk On Liberty ooit de grenzen van keuzevrijheid proberen te verkennen. Zo vroeg hij zich af: “Maakt een vrije burger, die vrijwillig ervoor kiest om slaaf te worden, een keuze die wij als liberalen dienen te accepteren?” Het antwoord op zijn stelling was: “Absoluut niet”. Waarom niet? De keuze is onomkeerbaar. Eenmaal slaaf, altijd slaaf, aangezien één van de kenmerken van slavernij is dat je geen zelfbeschikking meer hebt.
Ditzelfde argument kan worden toegepast op dogmatische, repressieve en gesloten denksystemen, zoals religies. Hoewel afvallige christenen niet (meer) hoeven te vrezen voor hun leven wanneer zij besluiten zich uit te schrijven bij de kerk, ligt dit binnen de islam een tikkeltje problematischer. Eens moslim, altijd moslim, zo doceert de doctrine. De vraag is in hoeverre men kan spreken van “keuzevrijheid” in een sociaal-religieus leefsysteem waarbij de enige sociaal geaccepteerde keuze die je hebt, die van escalatie is (dus nog strikter in de leer worden). Want een hoofddoek afdoen zorgt voor scheve gezichten, een relatie met een niet-moslim voor verstoting door de familie (of nog erger: eerwraak) en de hele religie afzweren is ronduit suïcidaal.
Onze vraag moet dus zijn: kunnen wij dus wel spreken over keuzevrijheid, wanneer moslims slechts een zeer beperkt palet aan patriarchaal opgelegde, vooraf aangereikte keuzes hebben die maar in 1 richting (escalatie) wijzen? Zeker, een weloverwogen keuze kan door een individu worden gemaakt om in de Here te zijn, of te blijven. Sterker nog: deze keuze moet ook te allen tijde kunnen worden gemaakt in een vrije samenleving. Maar laten wij alsjeblieft niet doen alsof dit het product is van een liberale grondhouding, en verwacht ook zeker geen liberaal applaus wanneer je binnen de gegeven vrijheid toch kiest voor religieuze onvrijheden, seksuele apartheid en de daarin besloten geïnstitutionaliseerde onwetendheid.
Nog kwalijker is het wanneer het “Lekker aantrekken wat je wilt joh”-argument wordt toegepast op de burka. Los van wat je van de burkini vindt, het zwempak is in ieder geval – volgens de maakster zelf – nog ontworpen om conservatieve moslima’s te laten participeren in de maatschappij. Hier wordt nog een poging gedaan om samen te leven op hetzelfde stukje West Europese grond. De burka is daarentegen niets anders dan een politiek-religieuze wandelende middelvinger richting alles waar wij in een vrije westerse seculiere samenleving voor staan. Er is geen enkele communicatie mogelijk met een vrouw in een burka, laat staan dat zij op enige wijze zou kunnen participeren in de maatschappij (zie maar eens een baan te vinden), en dat is ook precies de bedoeling van zo’n stuk stof. Ook hier geldt: een keuze voor permanente onomkeerbare onvrijheid, heeft niets met liberalisme te maken. Een verbod op burka’s komt feitelijk neer op een verbod voor religieuze patriarchen om vrouwen te ontmenselijken en volledig te onttrekken uit het maatschappelijk leven – wie kan daar tegen zijn?
Het gegeven dat vrouwen in Iran maar ook in Afghanistan met gevaar voor eigen leven strijden tegen dergelijke onderdrukking maakt de “vrijheid-blijheid-lekker-je-ding-doen”-benadering ter verdediging van strengreligieuze klederdracht in Nederland haast misselijkmakend. Het enige liberale argument wat hier thuis hoort, is het schadebeginsel, eveneens uit de koker van John Stuart Mill: vrijheid mag alleen beperkt worden voor zover dat nodig is, om te verhinderen dat hij anderen schaadt. Aangezien diverse studies aantonen dat het dragen van een burka naast de verbale ook de non-verbale communicatie sterk belemmert – nog los van verhoogd risico doodgereden te worden omdat je gewoon niet zo veel ziet – is ook hier het stellen van de vraag of we mensen niet gewoon “hun ding” moeten laten doen, ronduit pervers.
Het wordt daarom hoog tijd dat we het ontlopen van morele verantwoordelijkheden ten aanzien van vrouwenonderdrukking niet langer verdoezelen onder intellectueel armoedig “gewoon lekker jezelf zijn”- rinkeldekinkel liberalisme. Dat zijn wij niet alleen aan vrouwen onder religieus-patriarchaal juk verplicht, maar vooral aan onszelf als samenleving.