Politieke correctheid is een term voor voorzichtig taalgebruik over onderwerpen die politiek gevoelig liggen, om belediging van minderheden te voorkomen. Het gaat dan meestal over kwesties zoals ras, geslacht, religie, seksuele geaardheid of handicap die door zelfcensuur gefilterd worden om vooral niemand te benadelen, aldus Wikipedia. Het is natuurlijk een nobel streven om niemand te willen beledigen, je zou het zelfs een teken van beschaving kunnen noemen, maar tegenwoordig is het taalgebruik dusdanig impressionistisch geworden dat het vaak onnavolgbaar is en misschien wel over hele andere zaken gaat dan het willen voorkomen van gekwetste sentimenten.
In een recente uitzending van Pauw en Witteman kruisten ondernemer Erik de Vlieger en GroenLinks Kamerlid Jesse Klaver de degens over Europa. Jesse Klaver heeft een politiek correct verhaal en het is moeilijk te begrijpen wat hij nu concreet bedoelt, je gedachten dwalen af. De Vlieger daarentegen zegt ‘gewoon’ wat hij vindt en voelt en is volstrekt begrijpelijk, even afgezien van het feit of je het wel of niet met hem eens bent.
Publieke figuren hebben zich bekwaamd in politieke correctheid en behoudens wat boze bloggers en reaguurders op internet doet iedereen mee met deze krampachtige tendens.
Als kind ervoer ik vaak dezelfde soort verwarring als de dominee zijn gemeente mee nam in abstracte vergezichten: ‘Hem heeft God openlijk aangewezen als middel tot verzoening, door het geloof in Zijn bloed. Dit was om Zijn gerechtigheid te bewijzen met het oog op de vergeving van de zonden die tevoren hadden plaatsgevonden onder de verdraagzaamheid van God’.
Wie het weet mag het zeggen, ik ben al lang geleden uitgecheckt.
Dergelijke abstracte retoriek activeert waarschijnlijk bij velen een prettig gevoel van verbondenheid met elkaar en/of de kosmos. Onderdeel mogen zijn van een groot ondefinieerbaar protoplasma. Als mensen met een wat actieve temporaalkwab in het brein hier behoeft aan hebben: prima. Het wordt echter gevaarlijker als we collectief gaan vluchten in deze abstracties en de ‘harde’ feiten niet meer kunnen verdragen. Dan scheppen we het klimaat voor kwaadwillende geesten die uit zijn op macht en die ons met een harde klap weer op de grond zetten door de feiten simpelweg te benoemen als we er echt niet meer om heen kunnen.
Het niet kunnen verdragen van de feiten noemen we in de psychiatrie ‘afweer’.
Een afweermechanisme is een (onbewuste) manier om je te beschermen tegen al te heftige emoties die getriggerd kunnen worden door allerlei impulsen, wensen, eisen en verboden. Iedereen gebruikt afweermechanismen en we maken daarbij onderscheid tussen zogenaamde primitieve en rijpe afweermechanismen. Hoe onrijper de afweer hoe lager het ontwikkelingsniveau, simpel. Bij de primitieve afweermechanismen loop de realiteitstoetsing zelfs gevaar. Patiënten kunnen in de problemen komen door hun afweermechanismen omdat de discrepantie met hun gevoelens en soms de realiteit veel spanning kan veroorzaken. Bijvoorbeeld meneer Jansen die zijn moeder idealiseert (afweermechanisme) omdat hij niet kan verdragen dat hij haar eigenlijk haat vanwege het feit dat ze hem ernstig heeft mishandeld in zijn jeugd. Met patiënten probeer je dan stapje voor stapje de realiteit acceptabel te maken op geleide van wat iemand aan kan zonder bijvoorbeeld in paniek te raken.
Laten we de maatschappij eens als patiënt beschouwen en haar Kitty noemen. Kitty heeft als onderliggend conflict dat ze niet verdraagt dat er man-vrouw verschillen bestaan. Ze is echt een barricadetype en verzet zich met grote felheid onder het motto dat ongelijkheid tussen mannen en vrouwen onacceptabel is en per definitie tot onderdrukking van de vrouw leidt. Samen met Kitty kijk ik of er in het verleden nare dingen zijn gebeurd waardoor de wetenschappelijk aangetoonde man-vrouw verschillen zo beladen zijn voor haar. Het blijkt dat Kitty last heeft van nare herinneringen uit de jaren 50, nog voor de emancipatie, toen er inderdaad grote verschillen waren die een negatief effect hadden op het welzijn van vrouwen. Tijdens de therapie kijken we samen eerst naar geslachtsverschillen tussen muizen en apen, pas als dat zonder spanning lukt stappen we over naar de mens. In de loop van de therapie leert Kitty tot haar opluchting dat de biologische verschillen helemaal niet bedreigend hoeven te zijn en ook zelfs voordelen kunnen hebben.
Laten we de maatschappij vervolgens Job noemen. Job werkt in een buurthuis en wordt rabiaat als iemand iets onaardigs over de allochtone medemens zegt. Discussies over criminaliteit en bevolkingsgroepen ontaarden altijd in heftige ruzies, waarbij Job al snel met Hitler op de proppen komt. Ik laat Job vervolgens de concrete cijfers bestuderen en vraag wat dat met hem doet. Hij begint opeens te huilen en als ik vraag waarom antwoordt hij: ‘ik ben zo bang dat het weer misgaat’. Job doelt op de Tweede Wereldoorlog. Het kost hem grote moeite om de feiten in het hier en nu los te koppelen van de verschrikkingen van de oorlog destijds. Na een paar maanden realiseert Job zich dat het helemaal niet vanzelfsprekend is dat de geschiedenis zich altijd moet herhalen. Hij kan de verstikkende ‘mantel der liefde’ uiteindelijk van zich afwerpen en begrijpt inmiddels dat politieke correctheid die ingezet wordt als afweer om echte gevoelens te maskeren veel gevaarlijker is.
Doordat hij de feiten onder ogen durft te zien kan hij zich nu echt gaan inzetten om mensen te helpen bij het oplossen van hun problemen.