Op 12 augustus heeft de Turkse overheid Nederlandse ‘per diplomatieke nota ter informatie’ lijsten van organisaties en bedrijven in Nederland waarvan zij veronderstellen dat deze banden hebben met de Gülenbeweging gestuurd. Op 22 augustus werd het corps diplomatique in Ankara in een briefing opgeroepen maatregelen te nemen die een einde maken aan het functioneren van zogenaamde Gülenscholen. En op 29 augustus informeerde de Turkse ambassade de Nederlandse overheid per diplomatieke nota dat een in Nederland gevestigde organisatie niet langer het predicaat Turks mag dragen. Dat schrijft het kabinet onder aanvoering van minister van Sociale Zaken Lodewijk Asscher (PvdA) maandag aan de Tweede Kamer.
Turkije verdenkt de Gülenbeweging achter de recente mislukte coup te zitten. Nederland heeft de overhandigde informatie echter voor kennisgeving aangenomen;
“maar zal hier niet naar handelen zolang er geen bewijzen zijn dat deze organisaties direct betrokken zijn geweest bij de couppoging. Wij kennen geen ‘guilt by association’ en vooralsnog hebben de Turkse autoriteiten geen bewijs van directe betrokkenheid van deze Nederlandse organisaties bij de gebeurtenissen van 15 juli in Turkije overhandigd.”
Het kabinet houdt zich op de vlakte over ‘directe beïnvloeding’ vanuit Ankara binnen Nederland. “Het kabinet houdt de ontwikkelingen rond de spanningen, veiligheid van burgers en de binding met de Nederlandse samenleving nauwlettend in de gaten. Daarbij wordt ook kritisch gekeken naar signalen van mogelijke ongewenste beïnvloeding van Turkse Nederlanders.”
Het kabinet wil kijken of ze alsnog Turkse imams van Diyanet kan laten inburgeren. Dit zijn Turkse geestelijken in dienst van Ankara, door het Europese associatieverdrag met Turkije zijn zij echter niet verplicht in te burgeren;
“Het kabinet gaat mogelijkheden verkennen om afspraken te maken dat imams inburgeren voordat zij hun werkzaamheden oppakken.”