De advocatuur vreest volgens een recente opiniepeiling dat de bezuinigingen van 85 miljoen euro op de gefinancierde rechtshulp de toegang tot het recht zal gaan beperken. Ook zien zij de bezuinigingen als een bedreiging van de rechtsstaat. Deze opvattingen getuigen van een blik op de samenleving die in de verzorgingsstaat van voor de crisis niet zou hebben misstaan. Maar is dit ook een realistisch standpunt bij een terugtredende overheid in een overgangsfase van een verzorgingsstaat naar een meer participatieve samenleving? Een toekomstige samenlevingsvorm die door politici en economen als meer houdbaar wordt geacht.
Rechtsbijstand is vanaf een bedrag van nog geen 170 euro per jaar via een verzekeraar te verkrijgen voor iedere rechtzoekende. Voor de groep rechtzoekenden waarvoor dit bedrag te hoog is kan de overheid bijvoorbeeld besluiten gefinancierde rechtshulp te blijven waarborgen en derhalve ook de toegang tot het recht.
De vraag rijst vervolgens of de overheid ook rechtzoekenden moet subsidiëren die qua inkomen zelf de toegang tot het recht kunnen vinden via een af te sluiten rechtsbijstandverzekering of door zelf een advocaat te betalen.
Voor rechtzoekenden klinkt de door de overheid steeds vaker gehanteerde term ‘zelfredzaamheid’ bedreigend. De samenleving is immers zo gejuridiseerd dat deskundige hulp wel moet worden ingeschakeld als de rechtzoekende bedoeld of onbedoeld met een juridische kwestie geconfronteerd wordt, en men op voorhand niet geheel kansloos uit de strijd wil komen.
De hoge uurtarieven van de advocatuur beperken in dat opzicht de toegang tot het recht voor die groepen die niet tot de allerarmsten kunnen worden gerekend. De modale rechtzoekende en veel groepen die qua inkomen daar weer onder of net boven zitten. Die groep is onmiskenbaar kwetsbaar. En voor die groep kan een adequate rechtsbijstandverzekering een zeer goede oplossing zijn om de toegang tot het recht uitstekend te blijven borgen.
In zijn algemeenheid worden de uurtarieven van advocaten door cliënten als te hoog ervaren, evenals het aantal in rekening te brengen uren. Doorslaggevend is vaak het ‘inkomen’ dat men aan de dienstverlening wenst over te houden (vaak een geheel arbitrair en willekeurig gekozen bedrag) en rekent men vervolgens de kosten erbij om het uurtarief te kunnen bepalen. Vervolgens worden vooral zoveel mogelijk uren weggezet. Een kostprijsmethode die in andere sectoren nagenoeg niet meer voorkomt. Uurtarieven kunnen dus veel lager worden als de advocatuur rekening zou houden met een meer vraaggeoriënteerde kostprijs van hun dienstverlening.
Een meer terugtredende overheid hoeft de toegang tot het recht niet te beperken, zolang de overheid rechtshulp blijft borgen voor de allerarmsten in de samenleving en de minder draagkrachtige rechtzoekenden een adequate voor hen betaalbare rechtsbijstandverzekering kunnen afsluiten. Als daarnaast de advocatuur zelf de hand in eigen boezem steekt en uurtarieven meer afstemt op zo’n niveau dat ook minder draagkrachtige cliënten kunnen betalen is en blijft de toegang tot het recht ook in een meer participatieve samenleving gewaarborgd.
Antonie Kerstholt is oud-advocaat en managementconsultant.