Het debuut van The Common Linnets, een duo bestaande uit Waylon en Ilse de Lange die onder deze naam meededen aan het Songfestival, werd opgenomen met diverse studiomuzikanten, onder andere in Nashville; zoals bekend de hoofdstad van de country. Desondanks is het niet de kwaliteitsplaat geworden die je zou mogen verwachten. Het album begint echter buitengewoon sterk. De eerste vijf songs zijn een stijlvolle countryvariant op Fleetwood Mac. Daarna valt opeens alles in duigen. Afgezaagde clichés nemen toe in teksten en muziek: “I wait by my window, but I wait for no one, I’m listening to your footsteps, but your footsteps never come”.
Plots krijgen de liedjes een hoog meezinggehalte, beginnen ze spontaan te jubelen of vrolijk te stampen. Geen moment meer dwingen ze je naar het puntje van je stoel, laat staan dat ze je een traantje laten wegpinken. Verdwenen zijn de tearjerkers met ingehouden snik en melancholie; toch een wezenlijk onderdeel van de plattelandsmuziek die country van oorsprong is. De zijig klinkende strijkers van het Metropole Orkest dragen evenmin bij aan verbetering. Meer kitsch dan country. Ilse DeLange probeert er nog iets van te maken, maar telkens wanneer ze vocaal gaat variëren, wordt de beperkte diepgang van haar stem enigszins bloot gelegd. Het lijkt wel of het gelegenheidsduo plaatsmaakt voor een soloalbum van de zangeres.
Op de hoes staat nergens een naam van een producer vermeld. Omdat de muziek in verschillende studio’s tot stand kwam, met meerdere muzikanten en technici, was iemand die onafhankelijk artistieke beslissingen durfde te nemen geen overbodige luxe geweest. En waarom zijn nogal wat nummers geschreven door liefst vijf, zes componisten? Mede-schrijver JB Meijers had zich best iets meer met de gang van zaken mogen bemoeien. Hij is immers een van de muzikale mannen achter het fraaie, karaktervolle debuut van Carice van Houten in 2012. Ondanks het verkoopsucces is het album van The Common Linnets een hoop kouwe drukte. In Amerika verschijnen dit soort platen wekelijks.