Vaste prik bij premier Mark Rutte: wanneer hij Kamervragen krijgt over prins Bernhard schiet hij in een kramp. De termijn van twee keer zes weken wordt per definitie overschreden. Deze keer maakt de minister-president het echter wel heel bont: “Het streven is erop gericht dat de beantwoording rond de zomer plaatsvindt.”
SP-Kamerlid Ronald van Raak stelde begin april Kamervragen toen bleek dat prins Bernhard in 1995 de BVD zélf opdracht had gegeven iets uit zijn eigen verleden te onderzoeken. Een kleine vijf jaar voordat hij de Dienst Koninklijke en Diplomatieke Beveiliging (DKDB) met klem verzocht om een onderzoek naar Edwin de Roy van Zuydewijn, vroeg hij de BVD opheldering over zijn eigen dossier dat de Amerikanen over hem in handen hadden. Dat bleek uit het boek Niets was wat het leek van Gerard Aalders dat vorige maand uitkwam. Aalders weet dat zo zeker omdat de opdracht aan de geheime dienst op zijn bureau terechtkwam in de tijd dat hij werkzaam was voor het Rijksinstituut voor Oorlogsdocumentatie (RIOD, tegenwoordig NIOD).
Reden genoeg voor SP-Kamerlid Ronald van Raak vragen aan de premier te stellen. Want Rutte stelde tijdens het fameuze Kamerdebat in december – de beantwoording van eerder Kamervragen over de kwestie duurde acht maanden – dat er weinig aan de hand was met de prins. Nu bleek dat wederom anders te liggen. Van Raak wil onder meer weten of toenmalig premier Wim Kok (PvdA) op de hoogte was van de opdracht. Ook wil hij een gedegen onderzoek naar de precieze banden tussen prins Bernhard en de inlichtingendiensten.
En nu schrijft Rutte dit aan de Kamer:
Ronald van Raak vindt het opmerkelijk, zegt hij vrijdag tegen ThePostOnline:
“Zo moeilijk lijkt het me toch niet om deze vragen te beantwoorden. Ik ben benieuwd waarom het zo lang duurt, dit belooft niet veel goeds.”
Het zou zomaar kunnen dat de SP’er gelijk heeft.
