Een moord voor een volle batterij

28-05-2014 12:00

Ik weet het nog goed. Het was een koude, heldere winterdag. De weerkaatsing van de zon in de maagdelijk witte sneeuw deed bijna pijn aan mijn ogen. Er was niemand die het dikke pak sneeuw aan had zien komen. Ik zie mezelf nog zitten op de koude, betonnen vloer van het treinstation, dat afgeladen was met mensen. Niet ver bij me vandaan zat een zwerver in zichzelf te praten, en aan mijn andere zijde lagen twee gebroken wijnflessen. Een vage wietgeur drong mijn neus binnen.

Niet verbonden

De reden dat ik mezelf op deze smerige, sombere plek huisvestte? De batterij van mijn telefoon was hartstikke leeg en hier in de muur zat het enige stopcontact dat ik kon vinden. Nog een halfuur moest ik wachten op mijn trein, als die al kwam, en de batterij van mijn iPhone gaf een schamele 12% aan. Om me heen zag ik allemaal mensen naar het schermpje in hun hand turen, en ik hoorde er net zo goed bij. Want stel je voor dat ik onbereikbaar zou zijn. Stel je voor dat ik iets zou missen.  Stel je voor dat ik mezelf het aankomende uur zou moeten vermaken zonder internetverbinding. Bij het idee voelde ik een licht oncomfortabel gevoel in mijn onderbuik.

Ik realiseerde me iets, daar op de grond van het treinstation. Ik was verslaafd. Niet aan mijn telefoon. Niet aan een bepaalde app. Ik was verslaafd aan de constante connectie met de buitenwereld. Aan het gevoel dat ik er ook toe deed. De likes, retweets, comments. Ik geef toe, het is fijn om het gevoel te hebben dat je bestaat. Het internet is een prachtige uitvinding, maar het brengt ook een keerzijde met zich mee. De keerzijde van het constant alles willen delen, van de stille wedstrijd wie de meeste likes krijgt. Ik keek nogmaals om me heen, naar de witte oplader in het smerige stopcontact, naar het apparaat in mijn hand, naar de mensen die allemaal zo diep weggestopt zitten in hun telefoon. Geen enkele reiziger keek me die dag gek aan, omdat ik daar op de grond zat. Sterker nog, ik denk dat ze me niet eens zagen.

Bevrijding

Niet zo lang geleden bestonden er nog niet eens smartphones. De eerste smartphone, een Blackberry, werd gepresenteerd in 2003. Maar de uitvinding maakte pas echt zijn opmars toen Apple in 2007 met de eerste iPhone kwam. Een MP3-speler, telefoon, en internetplatform in één, zoals Steve Jobs het zelf noemde. Hij gebruikte het woord ‘revolutionary’ minstens tien keer in zijn presentatie. En hij overdreef niet, want de smartphone veranderde onze wereld voor altijd. Opeens wilde iedereen er één hebben, zodat ze altijd overal online konden zijn. Zodat ze altijd overal alles konden delen. Ik Facebook, dus ik besta.

Op de koude vloer van het treinstation besefte ik me dat het van mij allemaal niet meer zo hoefde. Dat het nergens op slaat om voldoening te halen uit een muisklik. Ik trok mijn oplader uit het stopcontact en stond op, de pop-ups op mijn telefoon negerend. Ik schakelde het toestel uit en stopte ‘m diep weg in mijn tas. De gehele treinreis keek ik uit het raam. Het is een reis die ik al minstens honderdvijftig keer gemaakt heb, maar nooit waren de mooie grasvelden me opgevallen, of de perenboomgaard waar ik al zo vaak ben langsgereden. Het is best een bevrijding om even niet online te zijn, en je voldoening uit andere dingen te halen. Dat zou jij ook eens moeten doen.

Bron beeld: Shutterstock