Was het wijsheid of was het geluk dat Schiphol op 13 november 2015 aan een aanslag is ontkomen? Op de dag dat in Parijs drie bloedige aanslagen werden gepleegd stonden ook in België en Nederland acties gepland, zo zou blijken uit een laptop die werd gevonden op een vuilnisbelt in een voorstad van Brussel. De aanslag in België volgde in maart van dit jaar. Op de dag van de aanslagen in Parijs zouden een Tunesiër en een Zweed uit hetzelfde terroristische netwerk zonder belemmeringen met de bus naar Schiphol zijn gereisd, maar heeft hier uiteindelijk geen aanslag plaatsgevonden. Maar was dat wijsheid, of was dat geluk? Hebben we een aanslag voorkomen, of zijn we aan een aanslag ontsnapt?
Woensdag hadden we in de Tweede Kamer een bizar debat. Bij elke bloedige aanslag in de ons omringende landen waren de terroristen bekenden en maakten zij deel uit van een internationaal netwerk. Telkens beloofde de regering dat de samenwerking tussen landen beter zou worden en terroristen ook beter zouden worden gevolgd. De mislukte aanslag op Schiphol was voor de Tweede Kamer aanleiding om te kijken of die nieuwe politiek ook echt werkt. Verschillende Kamerleden stelden daarom een heel basale vraag: waren de potentiële aanslagplegers Sofien A. en Ossama K. op die 13e november wel of niet in Nederland en was hun aanwezigheid wel of niet bekend bij de geheime diensten?
Tot verrassing van de Kamer weigerde Van der Steur deze vraag te beantwoorden, waarbij de minister zich verschuilde achter een strafrechtelijk onderzoek in België: “Het antwoord is dus dat ik die vraag niet zonder schade, zonder risico op schade, kan beantwoorden, omdat die onderwerp is van een nog lopend strafrechtelijk onderzoek.” Ossama en Sofien zijn opgepakt en zitten vast in België, omdat zij onderdeel zijn van hetzelfde terroristische netwerk dat de aanslagen pleegde in Parijs en Brussel. Maar de Kamer vroeg helemaal niet naar zaken die iets te maken hebben met het strafrechtelijk onderzoek, wij willen alleen weten of deze terroristen op 13 november wel of niet in ons land aanwezig waren.
Als het kabinet niet bereid is om ons de meest basale informatie te geven, kan ik als Kamerlid mijn werk niet doen. Als wij afspraken maken met de regering over het uitwisselen van informatie tussen landen om aanslagen te voorkomen, moeten wij ook kunnen controleren of die informatie echt wordt uitgewisseld als een aanslag dreigt. Ik kan de houding van de minister moeilijk begrijpen – deze leidde ook tot veel ongenoegen in de Tweede Kamer. De enige reden die ik kan bedenken waarom Van der Steur zijn mond hield is omdat de regering gewoon niet weet of deze terroristen op 13 november in ons land waren. En we dus ook niet weten of Schiphol die dag wel of niet aan een aanslag is ontsnapt.
Niet minder bizar was de bijdrage van minister Plasterk, die ook deelnam aan het debat. Als je aanslagen wilt voorkomen, moet je radicalisering aanpakken. Daarom hebben Roemer en Zijlstra ruim een jaar geleden gevraagd om een lijst openbaar te maken van salafistische organisaties die geweld vergoelijken en een afkeer prediken van onze samenleving. Tot voor kort werkten overheden samen met salafisten en kregen die zelfs subsidies, voor huiswerkbegeleiding of opvang van ontspoorde jongeren. Daarom willen VVD en SP dat deze organisaties openbaar worden, zodat voor gemeenten en scholen – maar bijvoorbeeld ook voor politieke partijen – duidelijk wordt met wie ze van doen hebben.
PvdA-minister Asscher weigert dit voorstel van SP en VVD uit te voeren, omdat hij die lijst niet zou hebben. Maar we weten ook dat de AIVD al zeker tien jaar onderzoek doet naar salafistische organisaties. Daarom vroeg ik PvdA-minister Plasterk of de AIVD na al die jaren in staat zou zijn om een lijst met salafistische organisaties te leveren. Ook Plasterk weigerde te antwoorden: “Dat is uiteindelijk toch een vraag naar de capaciteit van wat de AIVD kan. Ik blijf daarbij weg.” Een opzichtige poging van deze minister om zijn collega Asscher uit de wind te houden, die ongetwijfeld bang is dat ook PvdA-bestuurders in het verleden zaken hebben gedaan met extreme religieuze organisaties.
Waarom zijn deze ministers zo onwillig om de Kamer de meest basale informatie te geven? Mogelijk om hun eigen politieke falen te verbergen. Dat een meerderheid van de Tweede Kamer dit laat gebeuren is een brevet van onvermogen.