Column

Goedwillende dienders verdienen een efficiënte politieorganisatie

17-10-2016 22:05

Eindelijk weer eens positief nieuws uit politieland: korpschef Erik Akerboom begint met het vangen van boeven in eigen gelederen. Hij heeft aangifte gedaan tegen de voormalig voorzitter van de Centrale Ondernemingsraad, Frank G., die de kas plunderde om dure feestjes, dienstreizen en een imagocoach te bekostigen. Overigens werd de voorzitter nog snel even bevorderd naar een hogere rang met bijbehorende salarisschaal door de vertrekkende korpschef Gerard Bouman. Dat is de man die de grootscheepse reorganisatie bij de politie volkomen uit de hand liet lopen. De omvorming van 26 politieregio’s tot één Nationale Politie leidt al jarenlang tot veel problemen en weerstand bij vele politieambtenaren. Naar het zich laat aanzien kocht ex-korpschef Bouman de steun voor de reorganisatie van de voorzitter en de bestuursleden van de ondernemingsraad.

Bouman is ook degene die de politieagenten die betrokken waren bij de dood (een nekklem die verkeerd werd toegepast) van Mitch Henriquez een baangarantie gaf om hen te vrijwaren van de mogelijke gevolgen van vervolging en/of disciplinair onderzoek. Het is nu even afwachten of de nieuwe korpschef Akerboom ook naar het discutabele optreden van zijn voorganger – met een riant salaris nog actief binnen de politie als adviseur bij het Korps Politie Caribisch Nederland – een disciplinair onderzoek zal laten instellen. Maar Akerboom laat in ieder geval zien dat hij bereid is orde op zaken te stellen in het in veel opzichten falende politiekorps, zodat de organisatie weer meer vertrouwen krijgt van het personeel en van de burgers die er vaak tevergeefs een beroep op doen.

Nomen Nescio meent dat ik maar wat uit mijn nek zwets over de politie

In mijn vorige column schreef ik over de slechte prestaties van de Nationale Politie en dat leverde me hier bij TPO een gepeperde reactie op van ene Nomen Nescio, dat is latijn voor: ik weet de naam niet. Ik ben het roerend eens met wat de TPO F.A.Q. over anoniem reageren te melden heeft: “Als je het zo problematisch vindt onder je eigen naam een mening te uiten is het misschien verstandiger een andere hobby te zoeken, een open democratie is niet voor mietjes.” Maar omdat de redactie van TPO deze opinie kennelijk veel waarde toekent en vanwege de aard van zijn/haar werkzaamheden een uitzondering maakt  wat betreft het anoniem publiceren, wil ik Naamloos met alle plezier van repliek dienen. Kritiek is welkom, ik kan altijd bijleren. Bovendien besef ik: een kaatsende columnist kan de bal verwachten.

Uit het verhaal maak ik op dat het gaat om een (ex)politieagent die verontwaardigd is omdat ik me, niet gehinderd door enige praktijkervaring, denigrerend uitlaat over dienders die in de harde realiteit van alledag mensen reanimeren, zwaar verwonde mensen uit een autowrak  halen, slachtoffers geruststellen na een overval, en op leven en dood vechten met daders van ramkraken, overvallen, inbraken of zedendelicten. Voor goedwillende agenten neem ik inderdaad mijn petje af, maar ik had het vooral over de prestaties van het politieapparaat als geheel, en dan zie je dat er de laatste jaren nogal wat misgaat.

Laat ervaringsdeskundigen zich uitlaten over de wanprestaties van de politie

De Diender Zonder Naam (DZN) stelt dat ik helemaal geen verstand heb van misdaadcijfers, oplossingspercentages en wanprestaties bij de politie. Ik ben inderdaad geen criminoloog, politiewetenschapper of statisticus, maar een eenvoudige columnist die over van alles en nog wat zijn mening geeft. Daarom maakte ik voor mijn stuk over de politie onder meer gebruik van informatie en cijfers van de Nationale Politie zelf, het ministerie van Veiligheid en Justitie, de politievakbonden en van wetenschappelijk onderzoek naar de prestaties van de Nederlandse en de Duitse politie.

Laten we nu puntsgewijs zien wat Nomen Nescio niet bevalt in mijn stuk. Om te beginnen de haperende computersystemen die ik noem als voorbeeld van de tekortschietende organisatie bij de politie.  “De diender op straat,” schrijft Naamloos, “klaagt er al jaren over, maar gezien het beperkte budget wordt er niets aan gedaan.” Inderdaad klaagde  politievakbond ACP in 2009  al over een nieuw computersysteem, Basisvoorziening Handhaving (BVH), een database waarin de politie alle bekeuringen, processen-verbaal, observaties en andere  handeling en van agenten invoert. Dat heeft dus niet zozeer met een beperkt budget te maken, maar met politieambtenaren (in dit geval van de ICT-dienst) die er niet in slagen het juiste computersysteem aan te schaffen. En ze falen wel erg vaak als er iets gekocht moet worden: communicatieapparatuur, uniformen, auto’s etc. Die BVH zou trouwens volgend jaar eindelijk geheel vervangen moeten zijn door een computersysteem dat wel naar behoren functioneert.

Dan de recherche, waar ook van alles niet deugt. Ik schreef dat er sprake is van een foutencircus waar Peter R. de Vries de handen vol aan heeft. Nee, zegt Nomen Nescio, dat zijn gerechtelijke dwalingen, want de recherche draagt de zaken aan bij het Openbaar Ministerie. Ik waag het met de Diender Zonder Naam, maar met veel praktijkervaring, van mening te verschillen. Dat wil zeggen: ik ga af op de ervaringsdeskundigheid van onderzoeksjournalist Michiel Princen, die  werkte bij wijze van carrièreswitch tien jaar als financieel rechercheur bij de Amsterdamse politie. Nadat hij gedesillusioneerd was vertrokken schreef hij het boek De gekooide recherche.

Politiemensen nemen iedereen de maat maar niet zichzelf

In het begin was Princen erg ambitieus, want hij wilde spitten in de financiën van afpersers, oplichters en vastgoedfraudeurs. Maar hij liep vast in “een lauwe, inefficiënte, in zichzelf gekeerde organisatie”. Vaak was hij bezig met onbenullige dingen als nietjes uit in beslag genomen documenten halen voordat ze gescand werden, werk dat door ondersteunend personeel gedaan zou kunnen worden. Princen maakte herhaaldelijk bezwaar tegen de manier van werken bij de recherche: “Mijn chef begreep het niet: mijn ambitie, mijn kritiek op de openlijke luiheid van te veel collega’s, mijn frustratie dat alles voortwoekerde zonder aansturing van enige betekenis. Het grootste probleem van de politie is de politiecultuur. Veel oud-collega’s hebben dezelfde problemen gesignaleerd als ik, maar de leiding durft de problemen niet te onderkennen. Ze worden met allerlei goede bedoelingen onder het tapijt geveegd. Politiemensen nemen iedereen de maat, maar niet zichzelf.”

Het grootste probleem van de politie is de politiecultuur, dat houden we even in gedachten. Goed, dan kun je denken: dat is het verhaal van maar één ontgoochelde ex-rechercheur. Maar er is meer, heel veel meer, informatie beschikbaar over de wanprestaties van de recherche overal in het land, en wel uit zeer betrouwbare bron. Minister Ard van der Steur stuurde namelijk in mei van dit jaar een lijvig rapport over de recherche naar de Tweede Kamer.

De recherche is structureel incompetent en abominabel toegerust

Ik geef slechts een bloemlezing uit de sterkte- en zwakteanalyse bij de opsporing, want anders loopt deze column qua lengte volledig uit de klauwen: gebrek aan vakmanschap, onprofessioneel gedrag van rechercheurs, een cultuur van vrijblijvendheid, verouderde apparatuur,  te weinig geld voor ICT. Ontoereikende aanpak van cybercrime en fraude,slachtoffers worden niet geholpen en de aangiftebereidheid neemt af. De opsporing is ‘verhokt’, er is onvoldoende verbinding tussen recherche en ‘blauw’. De recherche mist leiderschap.

Laten we even op adem komen om alle negatieve informatie te verwerken. Ik noemde het eerder een foutencircus, maar ik moet mezelf corrigeren: de toestand is veel ernstiger. De recherche is structureel incompetent, ontbeert een coherente organisatie en is abominabel toegerust. Zoals een collega-rechercheur van Michiel Princen ooit opmerkte: “De misdaad is georganiseerd, nu de politie nog.”

Nu het heikele punt van het zogeheten etnisch profileren. Waar het op neerkomt, schreef ik, is bijvoorbeeld dat iedere gekleurde/zwarte man met een dure auto om de haverklap zonder enige aanleiding wordt aangehouden (in de Randstad is bij 92 % van de controles een ‘buitenlands ogende’ burger betrokken) en dan de vraag moet beantwoorden: hoe komt u aan deze auto ?

DZN wijst mij er terecht op dat ik het staande houden zou moeten noemen. Foutje, mea culpa, gelukkig heb ik kritische lezers. Etnisch profileren zoals het nu in de praktijk wordt toegepast is volgens Nomen Nescio realistisch profileren vanwege de bovenmatige betrokkenheid van sommige etnische minderheden bij bepaalde vormen van criminaliteit.

Etnisch profileren levert geen mallemoer op volgens de politiewetenschappers

Die oververtegenwoordiging van onder meer Marokkanen en Antillianen in de gevangenis breng ik trouwens wel degelijk ter sprake, alleen stel ik dat het nog geen rechtvaardiging is om iedereen die een kleurtje heeft en in een dure auto rijdt lastig te vallen. Maar ik weet als arrogante columnist natuurlijk niets over effectief controleren. Daarom verwijs ik graag naar de conclusies van politiewetenschappers die onlangs zo’n 240 uur op de achterbank van een politieauto doorbrachten om proactieve controles te onderzoeken. Bij deze controles houden agenten mensen op eigen initiatief en op basis van vermoedens staande, waardoor objectieve aanwijzingen en subjectieve gevoelens vaak door elkaar lopen. Gevraagd naar de reden van een staandehouding verwijzen agenten vaak naar ‘instinct’ of ‘intuïtie’, zeggen de onderzoekers. Het ‘onderbuikgevoel’ maakte de situatie verdacht.

De bevindingen van de onderzoekers: proactieve controles treffen niet alleen onevenredig vaak etnische minderheden, maar zijn ook vaak onnodig. De ‘opbrengst’ van de staandehoudingen is door de bank genomen gering, ook bij controles van autochtone Nederlanders. Zo’n 33 procent van de controles leverde ‘iets’ op (vaak informatie), slechts 9 procent resulteerde in een aanhouding. Van de controles van mensen met een niet-Nederlands voorkomen was bijna 40 procent niet ‘objectief en redelijk’ te rechtvaardigen. Agenten die het net groot uitgooien zijn hoogstwaarschijnlijk niet effectiever dan collega’s die gerichter controleren, zegt onderzoeker Wouter Landman. ‘En dat geeft te denken over de criteria om iemand staande te houden. Er is te vaak te weinig voor nodig.’

In de uitzending van Brandpunt waar DZN aan refereert omdat die zou aantonen dat etnisch profileren goed te verklaren valt, zie je een aantal  staandehoudingen mét een aanleiding, zoals een strafblad of omdat het bekenden van de politie zijn. Ik  heb het hier echter over controles zónder aanleiding alleen vanwege de combinatie afkomst/huidskleur en dure auto. Zoals in het geval van Feyenoordkeeper Kenneth Vermeer die bijna dagelijks wordt staande gehouden. Maar ja, dat krijg je ervan als je in een auto rijdt die volgens realistisch profilerende agenten niet bij je huidskleur past.

Wat weten die mietjes nou van de harde politiepraktijk ?

Nou zou de de Diender Zonder Naam natuurlijk kunnen tegenwerpen: ach, journalisten, columnisten en politiewetenschappers, het is één pot nat. Ze hebben er gewoon de ballen verstand van. Wat weten die mietjes nou van de harde politiepraktijk ? In dat geval introduceer ik hier graag Dwight van de Vijver, docent aan de politieacademie, wijkagent en hulpofficier van justitie, om zijn licht over de materie te laten schijnen: “Etnisch profileren is heel erg fout, het is wel degelijk discriminatie. Het komt geregeld bij collega’s voor, maar niet bewust, zeg ik na 13 jaar ervaring in dit vak. De politie moet meer de focus leggen op wat etnisch profileren met mensen doet. Het veroorzaakt een micro-trauma waardoor degene die het betreft het vertrouwen in de politie verliest.” Dat is overigens ook de mening van de korpsleiding in Oost-Brabant, die in dezelfde Brandpunt-uitzending aan het woord komt.

Van de Vijver laat op de politieacademie studenten bij wijze van rollenspel controles houden met hem als voorbeeld (het is een donkere man met baard). “Als ze me naar mijn identiteitsbewijs vragen, zeg ik: ‘Waarom?’ Meestal is het eerste antwoord: ‘Ik wil gewoon weten wie je bent.’ Dan antwoord ik: ‘Wat is daar gewoon aan, en waarom wil je dat weten?’ Dan komen ze er niet uit.”

Dat lijkt me helder. Wat betreft oplossingspercentages van misdaden, kant en klare zaken die blijven liggen op de plank, en een vergelijking met de prestaties van de Duitse politie, verwijs ik naar een artikel van Bart de Koning. Hij is een onderzoeksjournalist met als specialisme privacy en veiligheid, en schreef diverse boeken over de politie, waaronder Operatie Blauw: weg met de bureaucratie. Verder kan voor relevante cijfers ook het jaarverslag 2015 van de Nationale Politie geraadpleegd worden.

Door de ontspoorde reorganisatie zitten dienders ziek thuis

We gaan door met het volgende punt waarover DZN mij de mantel uitveegde: het schrikbarend hoge ziekteverzuim bij de politie (7 procent), terwijl het landelijk gemiddelde bij andere beroepsgroepen 3,8 procent is. Dat hoge ziekteverzuim is volgens mij eveneens een teken dat er iets grondig fout gaat binnen het politieapparaat. En ik ben niet de enige die dat vindt, ik kom erop terug. De kwade diender zonder naam stelt dat ik onbenoemd laat dat er op jaarbasis circa 1100 Nederlandse agenten gewond raken tijdens het werk, en dan zijn er nog de mentale problemen waarmee agenten te kampen hebben. Dat is inderdaad behoorlijk beroerd voor die agenten. En dat is nou precies mijn punt: there is something rotten in the state of the police, als het ziekteverzuim zo de pan uit rijst. Ik ging niet in op de problematiek die erachter schuilgaat. Laten we dat nu eens doen en kijken wat deskundigen,  van de politievakbond ACP of de Centrale Ondernemingsraad erover te melden hebben.

De voormalig voorzitter van de COR, Frank G. (die kennelijk de ellende van het personeel niet langer kon aanzien, ondanks al het geld dat toenmalig korpsbaas Bouman naar hem gooide), zei dat de sterke stijging van het aantal zieken onder meer veroorzaakt wordt door de reorganisatie van de politie, waardoor een grote groep agenten al lange tijd in angst en onzekerheid leeft. Vorig jaar zaten per dag totaal 4600 dienders ziek thuis. De korpsleiding laat er onderzoek naar doen, want van 12 procent van die zieke agenten heeft men geen flauw idee waarom ze ziek zijn. Dat bewijst hoezeer de politieleiding de greep op de eigen organisatie kwijt is. Frank G. vertelde ook dat het op alle fronten ontbreekt aan persoonlijke aandacht voor politiemensen, en dat zowel chefs als agenten onderling beter op elkaar moeten letten.

Ik denk dat DZN en ik het erover eens zijn dat de misstanden binnen de organisatie en het gebrek een aandacht voor het welzijn van agenten er mede toe bijdragen dat Nederland met een slecht functionerend politiekorps zit opgescheept. Maar ik meen dat ook de andere tekortkomingen die hierboven aan de orde kwamen niet genegeerd kunnen worden.

Hervormingen zijn dringend nodig en het is te hopen dat korpschef Erik Akerboom in staat is die door te voeren. Een betere opleiding die meer gekwalificeerd politiepersoneel aflevert, de recherche drastisch uitbreiden, een korpsleiding met greep op de organisatie en die begrijpt wat het personeel moet doorstaan en nodig heeft. En minder management en bureaucratie in alle geledingen van de politie.

Respect voor dienders die mensen in nood helpen en boeven vangen

Mocht ik de Diender Zonder Naam en collega’s gegriefd hebben door me te generaliserend uit te laten over het intellectueel niveau van politieagenten, dan spijt me dat. Ik heb veel respect voor agenten die mensen redden en boeven vangen. En zeker stel ik het op prijs dat ik, indien ik in nood verkeer, een beroep kan doen op politieagenten, met wat voor opleiding dan ook: VMBO, een LOI-cursus Omgaan met de Walter P99 of een universitaire studie criminologie. Als ze maar vakbekwaam zijn en snel ter plekke. Aan dat laatste schort het helaas vaak, in de grote steden maar ik geloof zelfs nog meer op het platteland. Een half uur wachten is geen uitzondering in de Randstad en soms nog langer getuige dit filmpje van een Powned-verslaggever in Zaandam.

Daarom kun je maar beter vertrouwen op een honkbalknuppel naast je bed of een illegaal wapen, zoals de juwelier in Deurne die twee overvallers doodschoot.

Ik heb veel respect voor wijkagenten in de grote steden, zoals Dwight van de Vijver, die met veel tact en sociaal vernuft, maar als het nodig is ook daadkrachtig, dagelijks op straat met een scala aan etnische minderheden omgaan en zo tot in de haarvaten van onze samenleving doordringen om bijvoorbeeld op tijd te kunnen signaleren wanneer jonge moslims dreigen te radicaliseren.

Ik heb veel respect voor rechercheurs als Michiel Princen die energiek (financiële) criminelen willen opsporen, ondanks de tegenwerking van luie en incapabele collega’s.

Ik heb geen respect voor dienders die een Antilliaan die op een muziekfestival met dronkemansbravoure roept dat hij een wapen bij zich heeft, en daarbij naar zijn kruis wijst, in een slecht toegepaste wurggreep tegen de grond drukken waarbij ze zijn strottenhoofd breken, pepperspray in zijn ogen wrijven, zijn neus kapot slaan, en hem vervolgens medische zorg onthouden, waarna hij overlijdt.

Ik heb geen respect voor agenten die een studente die op Kroningsdag in 2013 op de Dam in Amsterdam een bord omhoog hield met de tekst ‘Ik ben geen onderdaan’ en later bij andere gelegenheden een bord met de tekst ‘Weg met de monarchie’ afvoerden naar een cel.

Ik heb geen respect voor politiemensen die een gekleurde man in een VW Golf staande houden, zelf eigenlijk niet goed weten waarom en daarom maar beweren dat hij te hard reed, terwijl uit GPS-gegevens blijkt dat ze liegen dat ze barsten.

Ik heb geen respect voor een korpschef (cowboy Gerard Bouman) die de immense reorganisatie van de politie door zijn eigengereid en dictatoriaal optreden uit de bocht liet vliegen. Een man waarvan de vakbonden zeiden dat hij zijn kont afveegde met de rechten van het personeel.

Kritische politieagenten kunnen de zwijgcultuur in het korps doorbreken

Laten we er vanuit gaan dat er genoeg politieagenten van goede wil zijn, zoals Nomen Nescio, die door een bekwame korpsleiding aangestuurd willen worden, binnen een doelmatige organisatie met voldoende opsporingsmiddelen. Dan zal ook de korpscultuur van zwijgzaamheid en volgzaamheid, waar Michiel Princen over sprak, doorbroken moeten worden. De vinger op de wonden durven leggen, je collega’s de maat nemen als het nodig is teneinde ontsporingen in te dammen. En leren omgaan met kritiek vanuit de samenleving, soms ook van een eigenwijze columnist die niet gehinderd wordt door enige praktijkervaring. Het lijkt me overigens zinvol, naamloze diender die over een ruime politiepraktijkervaring beschikt, dat u zich verdiept in de informatie en het cijfermateriaal zoals aangedragen door het ministerie, deskundigen als voormalig rechercheur Michiel Princen, onderzoeksjournalist Bart de Koning en tal van wetenschappers alvorens u zich, liefst met open vizier, in het debat mengt over de prestaties van de politie.

Als goedwillende politiemensen zich binnen de organisatie inzetten voor een structurele kwaliteitsverbetering kan Nederland het betrouwbare politiekorps krijgen waar het recht op heeft. Waakzaam en dienstbaar.