“Op het moment van crisis, als het slecht gaat, als we ons achtergesteld voelen of als boosheid overheerst, gaan we op zoek naar een zondebok.” Minister Timmermans bracht het zo mooi onder woorden in de Kamer. De oorzaak van de ongetwijfeld antisemitische aanslag in Brussel ligt in de ‘demon die ons Europeanen al eeuwen achtervolgt’. Het is zelfs breder dan dat: “Racisme zit in ieder mens”, aldus de minister.
De laatste opmerking, dat in ieder mens racisme zit, is raak. Ook Primo Levi zei het al in zijn Is dit een mens in woorden die alle zeggingskracht uitdrukken die er maar is: ‘Veel mensen, en volken, zijn min of meer bewust de mening toegedaan dat “elke vreemdeling een vijand is”’.
Maar wat heeft het feit van het in ieder mens verborgen racisme te maken met tijden van crisis? Betekent dat dan dat antisemitisme in tijden van welvaart en voorspoed niet de kop op steekt? Een blik op de geschiedenis leert ons dat dat niet het geval is. Antisemitisme is van alle tijden en van alle omstandigheden. Daarin sloeg de minister de plank akelig mis.
Het virus dat in elk mens verborgen zit, wordt niet zozeer door economische omstandigheden getriggerd, althans niet in de eerste plaats, maar vooral door religieuze overtuigingen.
Wie het boek De geschiedens van de Joden leest van Simon Schama stelt vast dat antisemitisme in Europa in de eerste en laatste plaats ontstond en groeide door de dogma’s van de katholieke kerk. Het verwijt van de kerk aan de joden bestond daarin dat de laatste Christus gedood hadden. Paradoxaal genoeg verwachtte of eiste diezelfde kerk dat diezelfde joden diezelfde Christus als verlosser zouden aanvaarden zodat het Heilsplan met God, dat voorzag in de bekering van de joden, bewaarheid zou kunnen worden. Niet geheel onbegrijpelijk zagen de joden daar niets in. En toen de joden zich aan het bankbedrijf als inkomstenbron wijdden omdat hen de toegang werd ontzegd tot heel veel andere beroepen, werd hen later verweten afpersers en woekeraars te zijn. En dat gebeurde in goede en in slechte tijen. Sla Schama er maar op na.
In de islam is het al niet beter. De profeet Mohammed meende het zegel der profeten te zijn. De laatste die God gezonden had naar de mensen met de laatste en dus volmaakte boodschap aan de aarde. Toen de profeet wereldlijke macht verkreeg in de oasestad Medina waar drie joodse stammem woonden, probeerde hij hen te overtuigen van die boodschap van God. De joden met hun toen al eeuwenlange religieuze tradities vonden de profeet natuurlijk maar een nieuwlichter en bekeerden zich, tot verbazing van de profeet, niet. Het liep allemaal heel erg naar af met verbanning en dood van de joodse stammen in de oase. De Koran staat vol van de vermeende misstappen van de joden en hun weigering zich tot de islam te bekeren. In de islamitische geschiedenis zouden de joden, en trouwens ook de christenen, immer de status van tweederangsburger houden. Nooit waren ze gelijkwaardig en altijd moesten ze de luimen van de islamitische autoriteiten verdragen.
De afkeer van de joden zit in het christendom en islam gebakken. En die afkeer wordt ongetwijfeld erger in economisch turbulente tijden. Maar tijden van voorspoed en welvaart garanderen geen verdwijning ervan. Integendeel.
Het is een hard gelag voor die Europeanen die vinden dat het antisemitisme van vandaag de dag enkel en alleen gedragen wordt door moslims. Dat is niet waar. Moslims kwamen in een Europa dat een door en door antisemitische verleden kent en dat tot op de dag van vandaag gekenmerkt wordt door op zijn minst een sluimerend antisemitisme. De afkeer van joden, zo kenmerkend voor veel moslims, vond als het ware een evenknie in het antisemitisme in Europa. Europeanen die dus uitsluitend naar moslims wijzen als contemporaine dragers van jodenhaat zijn op zijn minst blind voor hun eigen geschiedenis.
Tegelijkertijd is het een hard gelag voor diezelfde Europese critici, die vast zitten in de tunnelvisie dat hedendaags antisemitisme alleen maar van moslims komt, dat het antisemitisme inmiddels een evenknie heeft gekregen: die van de islamofobie. De angst voor en afkeer van de islam in Europa vertonen in haar ideologie verdacht veel overeenkomsten met het antisemitisme en we zien ook dat aanslagen op moskeeën, en discriminatie van moslims hand over hand toenemen.
Volgens Primo Levi kan ‘elke vreemdeling een vijand zijn’, en dan maakt het dus niet uit of dat een jood of een moslim is. De strijd die Europa voor de zoveelste keer te voeren heeft, is tegen de aanzetters van antisemitisme en van islamofobie. De paradox schuilt daarin dat moslims in deze zowel dader als slachtoffer kunnen zijn. Maar dat is wel precies zoals Levi, en de minister, het onder woorden bracht: het zit immers in ons allemaal.